Hans Achterhuis: ‘Met Alle Geweld’ — een kritische beschouwing — Hobbesiaanse val: Om je tegen potentiële vijanden te beschermen heb je een wapen nodig; om te voorkomen dat de ander als eerste zijn wapen gebruikt, begin je zelf met schieten Inleiding Professor Hans Achterhuis is een bekende Nederlandse filosoof. Hij schreef een aantal spraakmakende, maatschappijkritische boeken over ontwikkelingshulp, gezondheidszorg, arbeid en techniek. Eind 2008 verscheen zijn boek ‘Met Alle Geweld’. Het bevat een filosofische zoektocht naar alle mogelijke aspecten van geweld vanuit zeer uiteenlopende invalshoeken en mag met bijna 800 pagina’s gelden als een magnum opus.
Ook een parlementaire enquête Afghanistan
De column van Bert Wagendorp van 11 februari 2009 in de Volkskrant ging over de argumenten die de Nederlandse regering verzint om ons iets op de mouw te spelden. Over de Irak-oorlog schrijft hij dat volgens Siepel, afdeling voorlichting, onze steun aan de VS bij voorbaat vast stond. “De vraag was alleen welke argumenten we daarbij zouden verzinnen”. In november 2008 interviewde ik namens het Humanistisch Vredes Beraad (HVB) Prof. Rob de Wijk, directeur van het Haags Centrum voor Strategische Studies en bekend commentator en columnist over internationale conflicten. Hij zei: “Er was geen sprake van massavernietigingswapens en de banden met Al Qaeda waren er niet; bovendien is het brengen van democratie onzin, dat kan niet, maar is wel een goed argument om de bevolking mee te krijgen”. En voorts: “Hoofddoel is het besluit tot interventie aanvaard te krijgen en daarom gebruik je die argumenten waardoor je denkt de bevolking mee te krijgen. Dat geldt ook voor Afghanistan”. Weliswaar is de Wijk een voorstander van de missie naar Afghanistan, omdat de Talibaan, Al Qaeda en de opleidingscentra van terroristen tegen het Westen aangepakt moeten worden, maar volgens hem zou het Nederlandse volk, na de ervaring in Irak, om die redenen nooit hebben ingestemd. “Daarom heeft de Nederlandse regering het als een humanitaire missie gepresenteerd”. (zie Nieuwsbrief 73 HVB, dec. 2008) Deze “deconfiture van de democratie”, zoals Wagendorp dat fraai uitdrukt, behoeft een parlementaire enquête.
Open brief aan President Obama
Geachte heer Obama, Met belangstelling heb ik kennis genomen van uw toespraak bij het in ontvangst nemen van de Nobelprijs voor de Vrede. U somt verschillende redenen op waarom u de prijs misschien niet zou verdienen: Uw prestaties zijn gering, omdat u pas aan het begin van uw carrière staat. Meer en minder bekende mensen zoals strijders voor rechtvaardigheid, die vervolgd worden of gevangen zitten, of zwoegende werkers van hulporganisaties verdienen de prijs meer dan u. U bent opperbevelhebber van een leger dat momenteel twee oorlogen voert. Een wijs man zou om elk van die redenen de Nobelprijs voor de Vrede niet accepteren. Is het ijdelheid of machtshonger die de wijsheid, die ik u toedichtte, heeft overvleugeld?
Cyclus: Angst, macht en geweld
John Zant (1948) is, na een loopbaan als psycholoog in een revalidatiecentrum, actief op gebied van vredeseducatie. Hij sluit zich aan bij het Humanistisch Vredes Beraad (HVB), wordt lid van de werkgroep Vrede en Veiligheid van Groen Links, wordt ambassadeur voor de Vreedzame School en publiceert artikelen over vredeseducatie waaronder de cyclus “Angst, macht en geweld”. De motivatie hiervoor wordt gevormd door zijn verbijstering dat gewone vredelievende mensen al eeuwen achtereen en iedere keer weer schijnbaar zonder van het verleden te leren, door hun leiders kunnen worden geprogrammeerd tot moordmachines. De cyclus is een zoektocht naar de ingrediënten van de methodologie van het geregisseerde geweld.
De cyclus bestaat uit drie delen en is in drie opeenvolgende nummers van het VredesMagazine verschenen:
Angst en macht (deel 1)
Angst en geruststelling
Iemand die zich angstig en onzeker voelt zoekt houvast. Iemand die houvast biedt aan angstigen en onzekeren zal steun oogsten; geloof, hoop en liefde worden betuigd door degenen die gerustgesteld zijn of denken te worden aan mensen die weten te overtuigen als houvast, redder, probleemoplosser, angstbeteugelaar, etc.
Waar zijn mensen zoal bang voor? Mensen zijn vooral bang voor verschijnselen die hen mogelijk kwaad kunnen doen en die ze niet kunnen begrijpen, hanteren of voorspellen, zodat ze niet in staat zijn het kwaad te voorkomen, af te weren en te beëindigen.
Angst en goden
De primitieve mensen waren bang voor alle natuurkrachten die ze niet begrepen en die zomaar ziekte, dood en verderf konden zaaien. Van die ongrijpbare dreigingen probeerden ze zich een voorstelling te maken en ze probeerden manieren te zoeken waarmee ze meer grip op die verschijnselen konden krijgen. Dat deden ze enerzijds door kennis te vergaren omtrent de voorspelbaarheid en het systeem in die verschijnselen en anderzijds, voor zover de kennis tekort schoot, veronderstellingen te maken. Ze ontwikkelden een soort theorie over de bedreigende verschijnselen gebaseerd op een mengeling van kennis en veronderstellingen. Hoe groter het ingeschatte risico door de dreiging te worden getroffen, des te groter de angst en des te sterker de neiging om de veronderstellingen voor waar aan te nemen. Bij gebrek aan kennis kan een mens zich in tijd van nood beter vastklampen aan een geloofwaardige veronderstelling dan aan niets. De primitieve mensen veronderstelden dat goden de drijvende krachten waren achter allerlei onvoorspelbare en dreigende natuurverschijnselen. Ze gingen pogingen doen die krachten te bezweren door de goden gunstig te stemmen met allerlei offers en rituelen.
Angst en leiders
Wat angstige mensen vooral ook doen is houvast zoeken bij elkaar. Het is in zekere mate geruststellend dat een ander mens dezelfde angsten heeft als jij en het is handig samen middelen te bedenken hoe je het gevaar kunt bezweren. In contacten met andere mensen leert een mens te profiteren van reeds bestaande, opgebouwde kennis. Er zijn ook mensen die zich onderscheiden in de mate waarin zij kennis hebben vergaard en verbanden kunnen leggen tussen diverse kenniselementen. Zulke wijze mensen verwierven hiermee een zekere autoriteit en het verschaft een relatief gevoel van veiligheid je te verlaten op het oordeel van die wijze mensen. Nog prettiger is het als je de totale angstbezwering aan de wijze autoriteiten kunt delegeren, dat geeft een opgelucht gevoel in de zin dat je verantwoordelijkheid kunt overdragen aan de autoriteit. Het heeft ook het grote voordeel dat, als de dreiging weer eens pijnlijk toeslaat, je degene die je met gedelegeerde verantwoordelijkheid hebt bekleed, de schuld kunt geven. Het pleit jezelf in ieder geval vrij, want als de autoriteit de dreiging al niet kan afwenden wat had jij dan kunnen uitrichten als schamele nonautoriteit.
Autoriteit en prijs
Voor niets gaat de zon op; goede raad is duur. De wijze autoriteit wil zijn kennis en inzichten ter beschikking stellen aan anderen en wil ook wel de gedelegeerde verantwoordelijkheid van anderen op zich nemen en misschien zelfs bij niet succesvol afgeweerde dreiging de verantwoordelijkheid van de kwade gevolgen op zich nemen, maar daar moet dan wel iets tegenover staan. Om zijn rol als autoriteit goed te kunnen vervullen wil hij vrijwaring van andere taken en plichten, en wil hij extra faciliteiten en hulpmiddelen. Het gewone volk is daartoe gaarne bereid, want het bezweren van je eigen angst is een flinke investering waard. En zo is daar een autoriteit bekleed met status en macht, en voorzien van faciliteiten en hulpmiddelen. Daarmee is het behalve een door de verantwoordelijkheid zware positie ook een aantrekkelijke positie: status, macht, ontslagen van allerlei taken en plichten, extra faciliteiten en hulpmiddelen.
Autoriteit en legitimiteit
De autoriteit kent drie soorten problemen: 1. Omdat niets menselijks hem vreemd is, zal hij de neiging hebben om in de verhouding tussen enerzijds te dragen verantwoordelijkheid en anderzijds status, macht, etc. het zwaartepunt zoveel mogelijk bij het laatste te leggen en te trachten zoveel mogelijk verantwoordelijkheid vooral op de schouders van anderen te laden, zeker als het kwaad weer eens met pijnlijke gevolgen heeft toegeslagen. Dus wel de lusten en liefst niet de lasten; zondebokken zijn welkom. 2. Natuurlijk zijn er meer mensen die met begerige ogen kijken naar de bevoorrechte positie van de autoriteit, waarbij ze uiteraard ook veel meer de lusten dan de lasten op het oog hebben. Sommigen zullen omdat ze zelf de positie van autoriteit ambiëren, de positie van de autoriteit proberen aan te vechten door aan te tonen dat je zelf meer kwaliteit in huis hebt als het gaat om inzicht en probleemoplossend vermogen. Anderen zullen de autoriteit doelbewust in een negatief daglicht proberen te plaatsen. Dus goedschiks of kwaadschiks wordt de legitimiteit van de autoriteit ter discussie gesteld. 3. Het verwerven van autoriteit is een hele kunst, het handhaven ervan zo mogelijk een nog grotere. Je hebt weliswaar je autoriteit verworven door je kennis en je inzicht hoe het kwaad te bezweren. Autoriteit blijft echter mensenwerk en dus zullen de kennis en inzichten nooit zo volledig zijn dat alle kwaad is doorgrond en adequaat bestreden of voorkomen. De autoriteit heeft lang niet alle pasklare antwoorden op alle dreigende gevaren en dat maakt de autoriteit kwetsbaar.
Autoriteit en verabsolutering
Het tekort aan kennis, inzicht en probleemoplossend vermogen kan een autoriteit ertoe brengen zijn positie te beschermen door de leemten te vullen met veronderstellingen en die te presenteren als zekerheden en te eisen dat de volgelingen die ook als zekerheden accepteren (een soort blufpoker). Uit eigen onzekerheid wordt de autoriteit autoritair en op dat moment gaat gelegitimeerde macht over in machtsmisbruik. Bij machtsmisbruik worden veronderstellingen geponeerd als zekerheden uit eigen belang. De waarheid, waarbij het onderscheid tussen bewezen kennis en veronderstelling nauwgezet wordt gemaakt, wordt gemanipuleerd. Misinformatie wordt als feit gepresenteerd om de belangen van de autoriteit te dienen in plaats van het algemeen belang waartoe de gedelegeerde autoriteit was aangesteld.
Autoriteit en machtsmisbruik
Het is zeer de vraag of een autoriteit die zich uitsluitend baseert op ware kennis en eerlijkheid betracht omtrent de leemtes daarin, zich zal kunnen handhaven, terwijl zijn concurrenten zich van niet integere middelen bedienen om de autoriteit in diskrediet te brengen en hun eigen “autoriteit” in een gunstig daglicht te plaatsen. Mahatma Gandhi was misschien zo’n integere uitzondering. Waarschijnlijk is het zo dat het verwerven en handhaven van autoriteit niet zonder het manipuleren van informatie kan met alle gradaties van reclame maken, uitvergroting, halve waarheid, leugentjes om bestwil tot grootschalig bedrog.
Religieuze en profane autoriteit
In het bovenstaande is nog geen onderscheid gemaakt tussen het bovenaardse kwaad en het aardse kwaad, tussen autoriteit zijn op gebied van bovenmenselijke fenomenen en op gebied van menselijke alledaagse problemen; je kunt autoriteit zijn omdat je het kwaad der goden kunt bezweren of omdat je goed ruzies kunt beslechten of een goede jacht organiseren. Bij primitieve volkeren liggen deze beide vormen van autoriteit nog niet ver van elkaar, maar gaandeweg komt er een onderscheid tussen geestelijke en wereldlijke autoriteit. Tegenwoordig is dit onderscheid in de ene maatschappij strikter en consequenter doorgevoerd dan in de andere. Maar of het nu geestelijk leiders met hun religies betreft of wereldlijk leiders met hun politieke ideologieën, de bovenbeschreven stellingen met betrekking tot het verwerven en handhaven van autoriteit zijn in beide gevallen volledig van toepassing.
Angst en manipulatie
Als je weet dat bange en onzekere mensen de neiging hebben houvast te zoeken bij een autoriteit, hoe kun je deze kennis dan systematisch aanwenden voor eigen belang of voor jouw belangengroep? Je kunt als belanghebbende afwachten tot mensen voldoende bang worden en hopen dat ze jou zullen kiezen als hun redder in de nood, maar je kunt het noodlot natuurlijk ook een handje helpen door niet te wachten tot de angst ontstaat, maar door die angst zelf te creëren en je vervolgens op te werpen als de redder in deze (zelf gecreëerde) nood. Zo hebben geestelijk leiders hel en verdoemenis bedacht en ook de duivel, en hebben ze de gelovige voorgehouden dat als hij maar doet wat zij zeggen, de hemel wacht en misschien zelfs het aards paradijs. De massa, mits bang genoeg, bleek bereid grote sommen gelds af te staan aan de geestelijk leiders en was bereid met concurrerende groepen de strijd aan te gaan en desnoods het eigen leven te offeren. Zo hebben de wereldlijk leiders de “vijand” bedacht, een rol die afhankelijk van de gekozen ideologie nu eens met jood werd aangeduid door het nazisme, dan weer met kapitalist door het marxisme, en dan weer met communist, moslim-fundamentalist of terrorist door de zogenaamde vrije westerse democratie.
Ik en mijn vijand
Wie is mijn vijand? Mijn vijand is degene die mij of mijn dierbaren opzettelijk letsel toebrengt of dreigt toe te brengen; het is ook degene die de persoonlijke levenssfeer van mij of van mijn dierbaren schaadt of dreigt te schaden, waarbij levenssfeer zoiets is als vrijheid van denken spreken en handelen (met de aantekening dat mijn vrijheid niet ten koste van die van een ander zou moeten gaan). Ik en mijn dierbaren vormen een wij-groep in engere zin: wij hebben een persoonlijke, emotionele band met elkaar. Er zijn ook wij-groepen in ruimere zin: buurtgenoten, clubgenoten, collega’s, stadgenoten, landgenoten. Zijn degenen die een van mijn wij-groepsleden in ruimere zin belagen, ook mijn vijanden? In mijn gevoel niet. Maar ik weet dat veel anderen daar andere gevoelens bij hebben dan ik. Wel vind ik dat daar door het door mij gekozen gezag tegen opgetreden dient te worden, waarbij het gezag een op goede rechtsbeginselen georganiseerde en gecontroleerde organisatie (politie) is/moet zijn. Zijn degenen die door mij gekozen vertegenwoordigers belagen, mijn vijand? In zekere zin wel, als direct of indirect de levenssfeer van mij en mijn dierbaren bedreigd wordt. Als een gek onze minister-president vermoordt, beschouw ik die niet als vijand. Als een leider van een ander land de opdrachtgever is van een aanslag met als doel de samenleving te destabiliseren, dan beschouw ik de opdrachtgever als vijand, meer nog dan de dader zelf. Zijn de soldaten van een vijandelijk leger mijn vijand? De meeste mensen zullen volmondig met ja antwoorden. Ik twijfel. Natuurlijk is degene die een geweer op mij richt mijn vijand. Maar stel, dat zijn leider en mijn leider ruzie hebben en hebben besloten die met een oorlog uit te vechten. Ik lig in de ene loopgraaf en de soldaat van de tegenpartij in de andere loopgraaf, zo’n 100 meter verderop. Ik heb nog nooit iemand gedood of willen doden; hij ook niet. We kennen elkaar niet en hebben elkaar nog nooit een strobreed in de weg gelegd. Moeten wij nu op elkaar gaan schieten? Ik gebruik hier het woord “wij” voor de vijandelijke soldaat en mijzelf; we zijn lotgenoten die met angst en vreze huis en haard hebben verlaten omdat we de opdracht hebben gekregen de ruzie tussen onze leiders door middel van een oorlog uit te vechten. Wij hebben geen ruzie; we zijn eigenlijk geen vijanden van elkaar. Toch schiet ik misschien, ook al doe ik dat liever niet, uit angst dat de ander misschien schiet, ook uit angst; dan kun je maar beter het eerst schieten en schiet je iemand neer die je niet kent en die je nooit kwaad heeft gedaan, of je treft toevallig een voorbij lopende vrouw met kind, en dat heet dan “collateral damage”. Hoe kun je jezelf nog recht in de ogen kijken als je geschoten hebt op mensen die je niet kent en die je nooit iets misdaan hebben, maar die je leider “vijanden” noemt? Misschien is de werkelijke vijand niet die bange onbekende soldaat in die andere loopgraaf, maar is mijn echte vijand degene die mij beveelt op een onschuldige medemens te schieten en is zijn echte vijand degene die hem beveelt op mij te schieten.
Stellingen
Je grootste vijand is niet de benoemde vijand, maar je eigen leider die een door hem benoemde vijand de oorlog verklaart. Als alle soldaten in plaats van te schieten op de benoemde vijand hun eigen leider arresteren, is er nooit meer oorlog. Oorlog lijkt binnen het door de leider gepresenteerde denkkader misschien de enige oplossing, maar dat is niet zo, zelfs als de voordelen op de korte termijn evident zijn, want op de lange termijn zijn er alleen maar verliezen. Oorlog heeft alles te maken met macht en geld van een machtselite en heeft niets te maken met idealen en hogere waarden, bijvoorbeeld: Nederland stuurt troepen naar Afghanistan met als officiële reden dat je die mensen daar niet aan hun lot kunt overlaten. Zo zijn er nog 1000 gebieden op aarde waar je de mensen niet aan hun lot kunt overlaten, maar die liggen toevallig niet onder het machts-economisch vergrootglas van de USA.
John Zant
Gepubliceerd in het VredesMagazine 2009 nr. 1, p. 26-29.