Geloof maakt meer kapot dan je lief is

Geloof maakt meer kapot dan je lief is

Geloof biedt houvast

Geloof in goden of in een godheid heeft vele voordelen. Allerlei onverklaarbare verschijnselen kun je toeschrijven aan een godheid die verder onkenbaar is. Het is prettig als een hogere macht over je waakt en -als je die hogere macht gunstig stemt met goede daden, met bidden en met offers- je wellicht uitzicht hebt op een hemels hiernamaals. Het bestaan van een godheid legitimeert ook je leven en geeft daar zin en betekenis aan. Immers je leeft om de godheid te dienen en daardoor hier en in het hiernamaals gelukkig te worden. Door de godheid te gehoorzamen, worden ook allerlei lasten en verantwoordelijkheden van je schouders genomen, want de godheid is almachtig en ook nog eens barmhartig en vergevingsgezind.

Zonder geloof geen naastenliefde?

Het is een misverstand te denken, dat een mens de godheid of een religie nodig heeft om een goed mens te kunnen zijn. Ook daarzonder zal een mens ontdekken dat, als hij zich volledig egocentrisch gedraagt, hij door andere mensen gemeden en veroordeeld zal worden. Een verstandig mens heeft al gauw het principe van wederkerigheid door. Als ik iets doe voor een ander, is de ander wellicht ook bereid iets voor mij te doen. Aangezien anderen over kennis, vaardigheden en middelen beschikken die ik mis, maar wel nodig heb, is samenwerking op basis van wederkerigheid al snel ontdekt als een noodzaak tot een prettig leven. Bovendien leert een mens dat vriendschap en liefde je boven jezelf kunnen laten uitstijgen volgens de formule 1+1=3, omdat je wederzijds profiteert van elkaars kennis, vaardigheden en middelen. Dus wederkerigheid of naastenliefde behoeft volstrekt geen godheid of religie om die te genereren.

Alleen op de wereld

Mensen hebben behoefte aan houvast en voorspelbaarheid. Als je niet gelooft in het bestaan van een godheid, sta je er op deze wereld en in dit leven alleen voor. Met allerlei onverklaarbare en onvoorspelbare verschijnselen moet je leren omgaan. Dat brengt een hoop onzekerheid met zich mee. Als je niet gelooft in een godheid en niet in een hiernamaals, lijkt ook de zin van je leven weg te vallen. Je zult moeten leren dat het leven om grotendeels onbegrijpelijke redenen er gewoon is zonder vooraf bepaalde zingeving, en dat, in de korte tijd die je te leven hebt, het aan jou is welke zin je eraan wil en kan geven. Als je niets doet of alleen voor jezelf leeft, is de kans op een prettig leven klein. Als je wederkerige samenwerking met anderen zoekt en je talenten ontwikkelt en aanwendt voor gemeenschappelijk welzijn, is de kans op een prettig leven groter, ook al is daar geen garantie voor. Ziekte, ongeluk, nare mensen, slecht bestuur, natuurgeweld en dergelijke kunnen een prettig leven frustreren. Helaas, zo is het leven. Het enige wat erop zit, is er het beste van te maken, wat in je vermogen ligt.

Geloofsvrijheid

Het staat ieder mens vrij in een godheid te geloven, als hij meent daar gelukkiger van te worden, als hij zich daardoor minder onzeker voelt in het leven, duidelijk zin en doel ziet in zijn leven en zich de teleurstelling bespaart, dat er na zijn dood niets meer van hem rest dan wat stof en met de tijd vervagende herinneringen aan hem door nog levenden. Vrijheid om in een godheid te geloven is een groot goed. Het gaat echter mis, als een mens zijn eigen geloof als absolute waarheid gaat zien, en gaat menen dat andere mensen op dezelfde manier moeten geloven zoals hij. Geloof is geen empirische kennis, al proberen theologen, predikanten etc. hun geloof met allerlei argumenten te beredeneren. De godheid is onkenbaar en toch storten theologen, predikanten etc. hun “zekerheden” met betrekking tot de betreffende godheid over de goedgelovige mensen uit. Zij putten hun zekerheden uit oude boeken, die gebaseerd zijn op allerlei verhalen en overleveringen van lang geleden en die ooit zijn opgeschreven door verhalen- en overleveringenverzamelaars, die ook wel apostelen of kerkvaders worden genoemd. Sommige verhalen en overleveringen werden wel geselecteerd, andere niet. Behalve persoonlijke voorkeuren, speelden daar ook politieke en strategische keuzes een rol bij. Kortom de kerkelijke “waarheden” zijn selectieve en bewerkte verhalen en overleveringen. Dat gelovigen in een godheid deze “waarheden” als door de godheid gegeven beschouwen, is een cirkelredenering. Gelovigen moeten ook leren omgaan met schijnbaar onoplosbare dilemma’s. Enerzijds wordt van de godheid beweerd, dat hij oneindig goed is en almachtig. Anderzijds kent de mensheid een overvloed aan ziektes, oorlogen en andere rampspoed. Enerzijds mag een mens van de godheid niet doden, anderzijds moet de mens op “de vijand” schieten op commando en vaak uit naam van de betreffende godheid. Ga er maar aanstaan als gelovige…

Het “ware” geloof

Geloof zou eigenlijk een strikt individuele aangelegenheid moeten zijn, want zodra geloof een groepsproces wordt en wordt geïnstitutionaliseerd in kerkgemeenschappen, dreigen er allerlei ontsporingen. Om te beginnen vormt gemeenschappelijk geloven een van de wortels van het wij-versus-zij denken: Wij hebben het ware geloof, zij zijn ongelovigen, dwalers of ketters. Dat wordt van kwaad tot erger, als het wij-versus-zij denken overgaat in het wij-versus-zij handelen. Ongelovigen, dwalers en ketters moeten bekeerd worden, en anders vervolgd, onderworpen, gestraft en/of gedood worden. In geloofs-en kerkgemeenschappen staan ook geestelijk leiders aan het hoofd, die zich afficheren als spreekbuis dan wel vertegenwoordiger van de godheid. Sommigen bekleden zich zelfs met goddelijke onfeilbaarheid. De geestelijk leiders claimen dat zij de “waarheid” omtrent de godheid in pacht hebben en voelen zich vrij stellige uitspraken te doen over wat de godheid wel en niet wil en bedoelt. De gelovigen, die met hun godsgeloof alleen maar houvast en zekerheid zoeken in dit onzekere en onvoorspelbare leven, zijn vaak blij dat ze zich kunnen overleveren aan geestelijk leiders, die wel “weten” hoe het allemaal moet in dit ingewikkelde leven.

Geloof en macht

Niet geloven in een godheid is een ongemakkelijk besluit, omdat een mens dan in de korte tijd dat hij leeft zelf verantwoordelijk is voor dat leven, zonder enige steun van bovenaf. Omdat ook de zin van het leven niet door de religie is gegeven, moet de mens ook zelf bedenken welke zin hij aan zijn leven wil en kan geven. Vertrouwen in kerkelijk leiders en in wereldlijke leiders die met goddelijk gezag zijn begiftigd, is comfortabel in die zin dat een mens allerlei verantwoordelijkheden en sturing aan de leiders kan overlaten. Vaak is dat vertrouwen terecht, maar vaak wordt ook vanuit een dergelijke machtspositie misbruik van het vertrouwen gemaakt. Al eeuwenlang misbruiken leiders het vertrouwen van hun ondergeschikten om uit naam van een religie of ideologie de ondergeschikten in te zetten voor eigen economische en/of machtsaspiraties. Uit naam van de godheid, of uit naam van de religie, of uit naam van de vorst en het vaderland, of uit naam van welk ideaal dan ook worden gewone burgers gemobiliseerd om de strijd aan te gaan met andere gewone burgers, terwijl ze elkaar niet kennen, elkaar nooit een strobreed in de weg hebben gelegd en met pijn in het hart hun geliefden hebben achtergelaten om hun leven in de waagschaal te stellen voor de economische en/of machtsaspiraties van hun leiders, verhuld achter nobele idealen. Zij worden aangezet tot moord en doden soms per ongeluk of expres ook vrouwen en kinderen die niet aan de strijd deelnemen met levenslange trauma’s tot gevolg. Ze worden gebruikt als kanonnenvoer. Eigen verantwoordelijkheid nemen wordt door de leiders beschouwd als ongehoorzaamheid, lafheid, landverraad, desertie, ketterij, etc. Het is moeilijk voor een individu zich aan deze druk te onttrekken.

Conclusie

Ieder mens is vrij te geloven wat hij wil. Problemen ontstaan als het geloof wordt geïnstitutionaliseerd en tot een vorm van wij-versus-zij denken en handelen verwordt. Vaak wordt een religie of ideologie misbruikt door leiders om gewone burgers te mobiliseren tot een strijd voor de economische en/of machtsaspiraties van de leiders. Geloof wat je wil, maar dring dat geloof niet aan anderen op, want dan maakt geloof meer kapot dan je lief is.

John Zant, 2023

De Methodologie van de Oorlog

Het perspectief van de burger

Wie is mijn vijand? Mijn vijand is degene die mij of mijn dierbaren opzettelijk letsel toebrengt of dreigt toe te brengen; het is ook degene die de persoonlijke levenssfeer van mij of van mijn dierbaren schaadt of dreigt te schaden, waarbij levenssfeer zoiets is als vrijheid van denken spreken en handelen (met de aantekening dat mijn vrijheid niet ten koste van die van een ander zou moeten gaan).

Mijn dierbaren en ik/ik en mijn dierbaren vormen een wij-groep in engere zin: wij hebben een persoonlijke, emotionele band met elkaar. Er zijn ook wij-groepen in ruimere zin: buurtgenoten, clubgenoten, collega’s, stadgenoten, streekgenoten, landgenoten, werelddeelgenoten, wereldburgers. Zijn degenen die een van mijn wij-groepsleden in ruimere zin belagen, ook mijn vijanden? In mijn gevoel niet. Maar ik weet dat veel anderen daar andere gevoelens en ideeën bij hebben dan ik. Wel vind ik dat daar door het door mij gekozen gezag tegen opgetreden dient te worden, waarbij het gezag een op goede rechtsbeginselen georganiseerde en gecontroleerde organisatie moet zijn.

Zijn degenen die door mij gekozen vertegenwoordigers belagen, mijn vijand? In zekere zin wel, als direct of indirect de levenssfeer van mij en mijn dierbaren bedreigd wordt. Als een gek onze minister-president vermoordt, beschouw ik die niet als vijand. Als een leider van een ander land de opdrachtgever is van een aanslag met als doel de samenleving te destabiliseren, dan beschouw ik de opdrachtgever als vijand, meer nog dan de dader zelf. Zijn de soldaten van een vijandelijk leger mijn vijand? De meeste mensen zullen volmondig met ja antwoorden. Ik twijfel. Natuurlijk is degene die een geweer op mij richt mijn vijand.

Maar stel, dat zijn leider en mijn leider ruzie hebben en hebben besloten die met een oorlog uit te vechten. Ik zit in de ene schuilplaats en de soldaat van de tegenpartij in een andere schuilplaats, zo’n 100 meter verderop. Ik heb nog nooit iemand gedood of willen doden; hij ook niet. We kennen elkaar niet en hebben elkaar nog nooit een strobreed in de weg gelegd. Moeten wij nu op elkaar gaan schieten? Ik gebruik hier het woord “wij” voor de vijandelijke soldaat en mijzelf; we zijn lotgenoten die met angst en vreze huis en haard hebben verlaten, omdat we de opdracht hebben gekregen de ruzie tussen onze leiders door middel van een oorlog uit te vechten. Wij hebben geen ruzie; we zijn eigenlijk geen vijanden van elkaar. Toch schiet ik misschien, ook al doe ik dat liever niet, uit angst dat de ander misschien schiet, ook uit angst; dan kun je maar beter het eerst schieten en schiet je iemand neer die je niet kent en die je nooit kwaad heeft gedaan, of je treft toevallig een voorbij lopende vrouw met kind, en dat heet dan “collateral damage”.Hoe kun je jezelf nog recht in de ogen kijken als je geschoten hebt op mensen die je niet kent en die je nooit iets misdaan hebben, maar die je leider “vijanden” noemt? Misschien is de werkelijke vijand niet die bange onbekende soldaat in die andere schuilplaats, maar is mijn echte vijand degene die mij beveelt op een onschuldige medemens te schieten en is zijn echte vijand degene die hem beveelt op mij te schieten. Als alle soldaten in plaats van te schieten op de benoemde vijand hun eigen leider aanklagen wegens aanzetten tot moord, is er nooit meer oorlog.

Het perspectief van de leider

De geschiedenis van de mensheid lijkt voor het grootste deel uit oorlogen te bestaan met vele miljoenen doden, gewonden, getraumatiseerden, van hun bezit en bestaansmiddelen beroofden en ontheemden. Van deze lange geschiedenis wordt echter weinig geleerd. Beschaafde mensen moeten in staat geacht worden zelfs de meest ingewikkelde tegenstellingen met praten en compromissen te kunnen oplossen. Beschaafde leiders leggen hun onderlinge conflicten, waar ze met overleggen niet uitkomen, voor aan het Internationaal Gerechtshof.

Echter, de leiders van machts-economische elites, met hun zorgvuldig gekoesterde nationaal-chauvinistische xenofobieën, pakken hun onderlinge belangentegenstellingen liever in oorlogen aan met als doelen: het draaiende houden van de lucratieve oorlogsindustrie, het beheersen van de fossiele energiebronnen of het stillen van megalomane machtshonger. Het volk is gemakkelijk angstig te maken met uit zijn verband gerukte, verzonnen of geënsceneerde dreigende gebeurtenissen. En het is vanuit die aangewakkerde angst binnen de door de leider benoemde hogere waarden (op zogenaamd religieuze, ideologische en humanitaire gronden) gemakkelijk tot de tunnelvisie te brengen dat oorlog de enige oplossing is en dat het volk vooral achter de leider moet gaan staan. Alle oorlogen worden aangegaan volgens een zelfde methodologie. Als we ons die bewust zijn, kunnen we het aandringen op een oorlog door onze leiders misschien tijdig herkennen en er een stokje voor steken.

Methodologie van de oorlog:

  1. benoem een vijand (bijv. communisten, joden of moslimextremisten waarbij je de toevoeging extremisten al snel kunt weglaten om meer vijanden te hebben)
  2. maak het volk bang voor de gekozen “vijand” (van diaboliseren tot geënsceneerde aanslagen)
  3. beroep je op grootse waarden van religieuze, ideologische of humanitaire aard (leugens en “dubbelspraak”)
  4. breng het volk tot de tunnelvisie dat gewapend ingrijpen de enige oplossing is
  5. zet bondgenoten onder druk om mee te doen (‘wie niet met mij is, is tegen mij’)

Tot slot

–Elke gewonnen oorlog is een pyrrusoverwinning: ieder geweld roept de frustratie en weerstand op die vroeg of laat leiden tot het volgende geweld.

–Oorlog heeft alles te maken met macht en geld van een elite en heeft niets te maken met idealen en hogere waarden.

–Wie op bevel schiet op een persoon die je nooit iets heeft misdaan, maar die tot vijand is benoemd, is een misdadiger. De wroeging die veel soldaten na de oorlog ervaren, bewijst dat ze dat zelf ook zo zien.

–Wie gelooft in een rechtvaardige oorlog of in een vredesoorlog, gelooft ook dat zwart wit is.

John Zant

noot: dit artikel is opgenomen in het boek: “De Boemerang van het Geweld”, Rotterdam, Huis van Erasmus, 2016, uitgegeven in het kader van het Erasmusjaar

Burgerschapsvorming in het onderwijs

Structuur en algemene inhoud van het burgerschapscurriculum

Dit is mijn feedback op het 5e tussentijds rapport van het Ontwikkelteam Burgerschap in het kader van curriculum.nu.

De belangrijkste inhoudelijke aspecten van burgerschapsonderwijs zijn m.i. wel in het conceptvoorstel terecht gekomen. Dat is het voordeel als vele partijen en individuen hun visie daarop mogen geven. Een groot probleem bij die diverse en massale input is een logische en sluitende structuur te construeren die alle inhoudelijke input een coherente plaats biedt en die operationalisatie naar een werkbaar curriculum mogelijk maakt. De voorgestelde structuur gaat uit van een visie waarin een waardesysteem de basis vormt van waaruit kinderen moeten leren omgaan met essentiële maatschappelijke situaties en ontwikkelingen. Daartoe worden hoofddoelen geformuleerd (Grote Opdrachten). Voor die hoofddoelen zijn Brede Vaardigheden vereist die worden gespecificeerd in Burgerschapsvormende Denk- en Werkwijzen per ontwikkelingsniveau (Bouw). Dus:

  1. Waardesysteem
  2. Maatschappelijk Essentiële Onderwerpen
  3. Hoofddoelen (Grote Opdrachten)
  4. Brede Vaardigheden
  5. Burgerschapsvormende Denk- en Werkwijzen (per Bouw)

Op zich lijkt dit een goede en werkzame uitwerking van visie naar benodigde vaardigheden.

“Burgerschapsvorming in het onderwijs” verder lezen

Korte broek en korte rok

Onze directrice was een vrouw van in de veertig. Zij droeg vaak een korte rok, niet passend bij haar leeftijd en positie. Op een uitzonderlijk warme zomerdag verscheen een collega fysiotherapeut in korte broek op het werk. De directrice eiste van hem zich te verkleden en stelde schorsing in het vooruitzicht bij herhaling. In het volgende nummer van het personeelsblad schreef ik: “Wat is het verschil tussen een korte broek en een korte rok? Het kruis ontbreekt ook nog.”

Feedback op het 3e rapport Ontwikkelteam Burgerschap

Opmerkingen over 3e tussentijds rapport Ontwikkelteam Burgerschap

Verantwoordelijkheid

Als basiswaarden worden terecht vrijheid, gelijkwaardigheid en solidariteit gekozen. Daaraan zou verantwoordelijkheid moeten worden toegevoegd. In alle Grote Opdrachten wordt direct of indirect gerefereerd aan het belang van verantwoordelijkheid nemen en dragen.

Geen verantwoordelijkheid nemen en verantwoordelijkheid buiten jezelf plaatsen betekent: anderen de verantwoordelijkheid laten waar jezelf actief zou moeten deelnemen, anderen dingen voor jou laten doen die je zelf zou moeten en kunnen doen, geen actie ondernemen bij tegenslagen maar altijd steun vragen van anderen en je gaan wentelen in je slachtofferrol.

“Feedback op het 3e rapport Ontwikkelteam Burgerschap” verder lezen