Na de gemeenteraadsverkiezingen dit voorjaar hebben Leefbaar Rotterdam, D66 en het CDA een coalitieakkoord gesloten “Volle Kracht Vooruit” waarin ze hun gezamenlijke ambities voor de periode 2014-2018 hebben beschreven. Vorig jaar heeft wethouder van onderwijs in Rotterdam, Hugo de Jonge (CDA), een werkgroep “Burgerschapsvorming in Rotterdam” in het leven geroepen. Deze werkgroep staat onder leiding van zijn beleidsadviseur en bestaat verder uit vertegenwoordigers van het project “De Vreedzame School/Wijk”, van de CED-groep, van Huis van Erasmus en van Rotterdamse pabo’s. Het doel van de werkgroep is burgerschapsvorming te stimuleren in Rotterdam op scholen, in de wijken en in de opleidingen tot leerkracht. Sinds 2006 is burgerschapsvorming op scholen wettelijk verplicht en afgelopen december heeft staatssecretaris Sander Dekker van onderwijs in de Tweede Kamer hierover gezegd: “Burgerschap is een kerntaak van het onderwijs”.
De reden hiervoor is dat lang niet alle kinderen de benodigde sociaal-emotionele vaardigheden om zich tot een betrokken en verantwoordelijk burger te ontwikkelen van huis uit meekrijgen. In het programma “Volle Kracht Vooruit” worden diverse aspecten beschreven die direct of indirect met goed burgerschap te maken hebben: “We bouwen aan een stad waar altijd wat te beleven valt en het goed wonen is. Voor jong en oud. Een stad met vitale wijken die in balans zijn en waar voldoende speelruimte is voor kinderen. Rotterdam wordt een stad waarin we elkaar verstaan en waar we over etnische en religieuze grenzen heen respectvol met elkaar omgaan. In Rotterdam verbazen we ons over asociaal gedrag en spreken we elkaar daar op aan. Voor iedereen gelden dezelfde rechten en plichten en een gedeeld normbesef is het fundament onder onze individuele vrijheid. In Rotterdam nemen buurtbewoners het initiatief in hun straten tegen verloedering. Dat gaat niet vanzelf, daar moeten we samen, zonder taboes, hard aan werken”. “Onze kinderen moeten veilig en kansrijk kunnen opgroeien. Onze ouderen krijgen de aandacht die ze verdienen. Voor eenzaamheid mag in onze stad geen plaats zijn. Door problemen te voorkomen kunnen we de zorgkosten in de hand houden”. “De komende vier jaar gaan we de Rotterdamse buurten groener en kindvriendelijker maken. Met nieuwe vormen van beheer maken we de Rotterdammers meer eigenaar van hun eigen groene en schone openbare ruimte. Door betere handhaving en efficiënter vegen moet het zwerfafval verdwijnen uit het Rotterdams straatbeeld. Schone wijken blijven schoon en vuile wijken maken we met de buurt substantieel schoner”. “Integratie is een belangrijke sleutel naar aantrekkelijke wijken en buurten waar het goed samenleven is. Daarom zetten wij integratie de komende jaren bovenaan de politieke agenda. Een tweedeling tussen autochtoon en allochtoon of tussen hoogopgeleid en laagopgeleid kan Rotterdam zich als een beschaafde stad niet permitteren. Wij willen een stad waarin mensen elkaar verstaan en niet langs elkaar heen leven. Waar mensen elkaar steunen en naar elkaar omkijken. Waar mensen over etnische en religieuze grenzen heen respectvol met elkaar omgaan. Die wijken en buurten bouwen we op de fundamentele gelijkwaardigheid van mensen. Voor iedereen gelden dezelfde rechten en plichten, ongeacht kleur, afkomst, sociale status of religie”. “–Sociale integratie: die ervoor moet zorgen dat iedereen in Rotterdam dezelfde kansen krijgt en pakt, en verantwoordelijkheidsgevoel ontwikkelt. –Culturele integratie: die ervoor moet zorgen dat in Rotterdam individuele vrijheid samengaat met een gedeeld normbesef. Ons doel is van Rotterdam een stad te maken waar iedereen zich veilig voelt, waar iedereen zich thuis voelt en waarin iedereen zich gerespecteerd en erkend voelt. Vanuit gelijkwaardigheid ontstaat vanzelf de onderlinge solidariteit die Rotterdam zo nodig heeft”. “Sporten levert veel voor jezelf op, zoals een gezonder lichaam, een fitter gevoel en leuke contacten. Sport levert ook veel voor de samenleving op, zoals een aantrekkelijker woon- en leefklimaat, omgangsvormen, sociale verbanden, een betere gezondheid en lagere zorgkosten. We willen daarom nog meer Rotterdammers uitdagen om te gaan sporten en bewegen. Dat geldt natuurlijk voor kinderen, maar ook voor ouderen is meer bewegen belangrijk om gezond oud te kunnen worden”. “Wij zetten in op het vermijden van afval het en nuttig hergebruik. Veel waardevolle grondstoffen verdwijnen nu onnodig in de vuilverbranding. Deze collegeperiode wordt daarom een nascheidingsinstallatie in Rotterdam gerealiseerd”. “zijn wij ervan overtuigd dat meer aandacht voor de ontwikkeling van sociale vaardigheden op school nodig is. Daarom nodigen we docenten uit om samen met ons een ‘onderwijscode’ op te stellen, zodat orde, rust en regelmaat de standaard in alle Rotterdamse klaslokalen wordt”. “We maken een masterplan onderwijs 2015 – 2025 gericht op de kwaliteit van onze scholen, de kwaliteit en kwantiteit van leraren, het onderwijsaanbod, de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt”. “De zorg gaat terug naar de wijk: terug naar de menselijke maat. Zorg begint met omzien naar elkaar. Als de gordijnen van de oudere buurvrouw maar niet opengaan moet dat een reden zijn voor buren om te vragen of het goed gaat. Buren en familie zien om naar elkaar. Rotterdammers nemen steeds vaker zelf het initiatief om Rotterdammers te helpen en dat is goed om te zien. Eenzame Rotterdammers worden opgemerkt en worden geholpen: dit is een belangrijke prioriteit in de komende collegeperiode”. “Meer samen en meer voor elkaar doen gaat niet vanzelf. Wijken, gemeenschappen en verenigingen zijn van groot belang voor Rotterdammers die elkaar willen ondersteunen. Met partners in de stad ontwikkelen we voorstellen om de omslag ‘van verzorgingsstaat naar verzorgingsstraat’ te bevorderen”. Al deze doelstellingen hebben te maken met goed burgerschap, waarin mensen betrokken en verantwoord (leren) omgaan met elkaar en met hun leefomgeving. Dit zijn ook de doelstellingen van de werkgroep “Burgerschapsvorming in Rotterdam”. De Vreedzame School is een methode die al op 600 scholen in Nederland wordt gehanteerd en leidt tot aantoonbaar beter sociaal gedrag; omdat er veel minder tijd en energie verloren gaat aan ordeproblemen is ook het rendement van het taal- en rekenonderwijs hoger. Als er in een wijk voldoende scholen de methode van de Vreedzame School hanteren, worden alle volwassenen en organisaties die met kinderen te maken hebben eveneens vertrouwd gemaakt met deze methode, opdat de kinderen door alle relevante volwassenen in hun directe leefomgeving dezelfde opvoedingsprincipes krijgen aangereikt. Het gaat daarbij niet alleen om het terugdringen van al het negatieve gedrag met vaak repressieve middelen, maar vooral ook om het structureel aanleren van de sociaal-emotionele vaardigheden die nodig zijn voor actief, betrokken en verantwoordelijk burgerschap. Overigens behoort de Vreedzame School van 61 onderzochte antipest programma’s tot de meest effectieve. Zo worden kinderen ook opgeleid tot mediator en bemiddelen in conflicten tussen klasgenoten. Als er voldoende Vreedzame Wijken zijn kan een stad uitgroeien tot Vreedzame Stad, zoals Utrecht en mogelijk ook Amsterdam. Huis van Erasmus heeft met de methode “Erasmus voor de klas” vergelijkbare doelstellingen op het oog. De CED-groep ondersteunt scholen en andere instellingenbij de invoering van Vreedzame School of Wijk en probeert in Rotterdam op wijkniveau betrokkenheid, verantwoordelijkheidsgevoel, saamhorigheid en integratie van de bewoners te stimuleren. De vertegenwoordigers van de Rotterdamse pabo’s doceren beiden (wereld)burgerschap en publiceren daarover (o.a. “Burgerschapsvorming; jong gedaan, oud geleerd”). De werkgroep “Burgerschapsvorming in Rotterdam” wil in samenspraak met de Gemeente Rotterdam en het nieuwe bestuurscollege het burgerschapsbeleid 2014-2018 in Rotterdam mede vorm en inhoud geven, zowel op gebied van onderwijs (onderwijscode, masterplan 2015-2025) als in de wijken (betrokkenheid, verantwoordelijkheid, saamhorigheid en integratie).
juli 2014
Getekend, Sander van Ee, beleidsadviseur van de wethouder van onderwijs Rotterdam Leo Pauw, projectleider van de Vreedzame School/Wijk (CED-groep) Els Rietveld, unitmanager onderzoek en innovatie (CED-groep) Hendrik Verweel, Irene Smit en Rein Heijne, Huis van Erasmus Geertje Nijhoving en Jan de Bas, pabo’s Rotterdam, resp. Hogeschool en Inholland John Zant, ambassadeur van de Vreedzame School/Wijk
Bijlagen:
- Leo Pauw: “De Vreedzame School”
- Rein Heijne: “In de voetsporen van Erasmus”
- John Zant: “Onderwijs in sociaal-emotionele vaardigheden
Bijlage 1 Leo Pauw: De Vreedzame School Verbeter de wereld, begin bij opvoeding en onderwijs De Vreedzame School een schoolbreed programma voor sociale competentie en democratisch burgerschap “Vroeger, toen ik in groep 5 van deze school zat, hadden we vaak ruzie met elkaar. (…) In de loop van de jaren werd het steeds beter. Er zit een jongen in onze klas die vroeger werd gepest, en nu, schiet iedereen beter met hem op. Hij doet ook mee met voetballen. We vinden hem nu ook aardig. Hij heeft een beetje overgewicht. Soms gaan we springtouwen. Eerst durfde hij niet en toen gingen we hem allemaal aanmoedigen, en toen sprong hij gewoon het springtouw in. Hij haalde wel iets van tien sprongen ofzo. Ik sprong ook met hem mee. Dat was best wel leuk. Op een andere school, die geen Vreedzame School is, was het zeker weten niet zo gebeurd. We hebben veel geleerd van De Vreedzame School.” De Vreedzame School Het bovenstaande citaat is van een leerling op een ‘vreedzame’ school. Ruim tien jaar geleden is er gestart met de ontwikkeling van een programma voor basisscholen: De Vreedzame School. Het begon als een programma dat kinderen en leerkrachten leerde om conflicten op een vreedzame manier op te lossen, door kinderen daarin een actieve rol te geven. Maar het is de afgelopen jaren uitgegroeid tot een compleet programma voor sociale competentie en democratisch burgerschap. In De Vreedzame School worden de klas en de school een leefgemeenschap, waarin kinderen zich gehoord en gezien voelen en een stem krijgen. Ze leren wat het betekent om een ‘democratisch burger’ te zijn. Kinderen leren:
- op een democratische manier met elkaar beslissingen te nemen
- constructief conflicten op te lossen
- verantwoordelijkheid te nemen voor elkaar en voor de gemeenschap
- een open houding aan te nemen tegenover verschillen tussen mensen
- volgens welke principes onze democratische samenleving is ingericht.
De Vreedzame School is dus geen methode met een serie lessen over democratie en burgerschap, maar een programma dat de school helpt een democratische gemeenschap te vormen, waarin kinderen (en ouders) op een vanzelfsprekende manier democratie zullen ervaren. Kinderen krijgen een stem en worden actief aangesproken op hun verantwoordelijkheid voor hun omgeving, voor de schoolgemeenschap en de samenleving. Zo leren ze een bijdrage te leveren aan het algemeen belang, en ervaren ze dat het uitmaakt dat ze er zijn, dat ze ‘er toe doen’. Er werken inmiddels ruim 550 basisscholen met het programma. De Vreedzame School bestaat uit een aantal onderdelen. De basis is een lessenserie, waarin voor alle groepen een wekelijkse les of activiteit is opgenomen. Het bestaat uit zes blokken:
- We horen bij elkaar: de klas als een positieve sociale gemeenschap
- We lossen conflicten zelf op: conflictoplossing
- We hebben oor voor elkaar: échte wederzijdse communicatie
- We hebben hart voor elkaar: over herkennen en uitdrukken van gevoelens
- We dragen allemaal een steentje bij: een bijdrage leveren aan de gemeenschap
- We zijn allemaal anders: over diversiteit.
Invoering van deze lessenserie gaat gepaard met een invoeringstraject, bestaande uit het instellen van een interne stuurgroep, training en coaching van leerkrachten, het opleiden van leerlingmediatoren en voorlichting aan ouders.
Leerlingparticipatie
Een van de meest succesvolle uitwerkingen binnen De Vreedzame School is leerlingparticipatie in de vorm van het opleiden van leerlingmediatoren. Een aantal leerlingen uit de bovenbouw krijgt een training, waarin ze leren om medeleerlingen te helpen hun conflicten op te lossen. Vervolgens heeft een tweetal mediatoren elke dag ‘dienst’: tijdens de pauzes lopen zij met een herkenbare jas of pet rond, maar ook buiten de pauzes kan hun hulp worden ingeroepen. Leerlingen die hun conflict niet onderling kunnen oplossen, kunnen hulp van de mediatoren inroepen. Ook leerkrachten verwijzen kinderen bij een conflict of ruzie naar de mediatoren. Deze bemiddeling door leerlingen wordt pas ingevoerd als alle kinderen vanaf groep 3 kennis hebben gemaakt met het concept. Het werken met leerlingmediatoren is geen doel op zich, maar staat in het teken van bredere participatie van leerlingen in de school. In het basiscurriculum is vooral gekeken naar de verantwoordelijkheid voor taken in de klas. In een vervolgmodule wordt dit verder uitgebouwd naar klasoverstijgende taken, waarbij bijvoorbeeld oudere leerlingen jongere leerlingen helpen, zoals bij spelletjesdagen of bij het leesonderwijs. Een andere vorm van participatie is het invoeren van commissies in de klas (bijvoorbeeld een feestcommissie), en een schoolcommissie (bijvoorbeeld een pleincommissie) met vertegenwoordigers uit alle groepen vanaf groep 3. Als de lessenserie is ingevoerd, is er een vervolgmodule om de cultuur van de school ingrijpender te beïnvloeden: de module Groepsvergadering. Hiermee wordt een democratisch ‘orgaan’ in de school gecreëerd, en krijgen leerlingen structureel een stem in zaken die hen aangaan.
Onderzoek
Er werken zoals gezegd ruim 550 basisscholen met het programma. De afgelopen jaren is onder een grote groep die al drie jaar of langer met het programma werkt, onderzoek gedaan. De resultaten van het onderzoek geven indicaties voor effectiviteit. Er is volgens leerkrachten en directies van de deelnemende scholen sprake van een aantoonbaar en significant verschil in het schoolklimaat en het gedrag van leerlingen voor en na de invoering van De Vreedzame School. Naast de genoemde verschillen in school- en klasklimaat, rapporteren scholen die al drie jaar of langer met het programma werken een afname van het aantal conflicten sinds de invoering van het programma. Leerkrachten geven op grote schaal aan dat het programma effect heeft op het gedrag van leerlingen. Zij gedragen zich rustiger en verantwoordelijker, gaan respectvoller met elkaar om, houden zich beter aan afspraken, hebben minder conflicten, en laten zich beter aanspreken door leerkrachten van jongere groepen. Met als resultaat voor de leerkrachten dat er een beter klimaat is om les te kunnen geven. Het onderzoek laat tevens zien dat de methode beklijft. Het wordt een aantal jaren na de invoering nog door het grootste deel van de scholen gebruikt. Slechts een zeer klein percentage van de scholen geeft aan niet meer met het programma te werken (3%). Het lesprogramma van De Vreedzame School bestaat uit 36 lessen per jaar. Van de 85 scholen die de vragenlijst invulden is er geen enkele school die de lessen niet meer geeft, en 93 procent van de scholen geeft jaarlijks nog 20 lessen of meer. Het percentage scholen dat na drie jaar of langer nog werkt met leerlingmediatoren bedraagt 77 procent.
De Vreedzame Wijk
Sinds enige jaren wordt gewerkt aan de ontwikkeling en invoering van een pedagogische aanpak op wijkniveau: De Vreedzame Wijk. De Vreedzame Wijk komt voort uit het programma De Vreedzame School. Als gevolg van het succes van het programma (een positiever en veiliger klimaat in school, en positiever gedrag en attitude van kinderen ook buiten school), is er in veel wijken belangstelling ontstaan om het succes van De Vreedzame School door te trekken naar de wijk: De Vreedzame Wijk. Met De Vreedzame Wijk wordt er in een wijk een coherent pedagogisch kader gecreëerd. De bestaande situatie, waarin kinderen vaak in van elkaar gescheiden werelden leven (school, thuis, straat), wordt doorbroken. Alle betreffende organisaties in de wijk die met kinderen en jongeren (wijkwelzijnsorganisatie, bibliotheek, speeltuinen, stadsboerderijen, sportverenigingen, kinderopvang, etc.), maar ook vrijwilligers en buurtbewoners, worden geïnformeerd over en getraind in de principes en uitgangspunten van De Vreedzame School. Door aan te sluiten bij de werkwijze van de scholen (gebruik van dezelfde begrippen, inspelen op de geleerde vaardigheden, zelfde pedagogische aanpak, zelfde wijze van omgaan met conflicten, zichtbaarheid van De Vreedzame School-principes, e.d.) worden de pedagogische milieus ‘aan elkaar geknoopt’. De doelstellingen van De Vreedzame Wijk zijn:
- Op het niveau van de kinderen: kinderen hun op school verworven ‘vreedzame’ competenties (constructief omgaan met conflicten, participatie, gemeenschapszin) toe laten passen in andere contexten.
- Op het niveau van de opvoeders: een gedeelde opvoedingsverantwoordelijkheid bij de verschillende ‘opvoeders’ (leerkrachten, andere professionals, vrijwilligers, ouders); het verminderen van handelingsverlegenheid van opvoeders; en het versterken van het pedagogisch beleid van wijkinstellingen (a.h.v. principes van De Vreedzame School).
- Op wijkniveau: een samenhangende pedagogische aanpak in de wijk; een veilig, positief sociaal klimaat, waarin participatie centraal staat, als alternatief voor de straatcultuur.
De Vreedzame Wijk wordt op dit moment ingevoerd in alle krachtwijken in Utrecht, in een aantal wijken in Amersfoort en Hoorn, in Amsterdam (Noord, Oost en Oud-West).
De Vreedzame School/Wijk in Rotterdam
In steden als Utrecht en Amsterdam werken heel veel scholen met De Vreedzame School (in Utrecht 70% van de basisscholen). In Rotterdam is het aantal scholen nog beperkt. Er werken nu 15 basisscholen met De Vreedzame School, maar de belangstelling is groeiende. In de deelgemeente Centrum is vanaf augustus 2013 gestart met invoering van De Vreedzame Wijk (Oude Westen, Cool en Stadsdriehoek). Daarnaast wil het Huis van Erasmus zich (blijven) inzetten voor het programma van De Vreedzame School.[1] Leo Pauw CED-Groep
Dr. Leo Pauw is werkzaam bij de CED-Groep, een onderwijsadviesbureau. Sinds 1975 werkzaam in het basisonderwijs en speciaal onderwijs, als leerkracht, orthopedagoog, onderwijsadviseur en -ontwikkelaar. Hij ontwierp in 1999 De Vreedzame School, en is nu projectleider van De Vreedzame School en projectleider van verschillende ontwikkelprojecten op het terrein van democratisch burgerschap (waaronder de uitbreiding naar De Vreedzame Wijk – eveneens in samenwerking met Micha de Winter van de Universiteit Utrecht). Hij is juni 2013 gepromoveerd op het proefschrift Onderwijs en burgerschap: wat vermag de basisschool? Een publieksversie van het proefschrift is uitgegeven door SWP (De Vreedzame School. Onderwijs en de maatschappelijke vorming van de leerling). |
Bijlage 2 Rein Heijne: In de voetsporen van Erasmus
In de voetsporen van Erasmus
In navolging van Erasmus is Huis van Erasmus voorstander van een burgerschap waarin geweldloos en kosmopolitisch denkende burgers hun handelen baseren op humanistische waarden als vrijheid, verbondenheid, menselijke gelijkwaardigheid en verantwoordelijkheid. Na de succesvolle uitgave van het leerwerkschrift Erasmus voor de Klas ondersteunt Huis van Erasmus nu ook de invoering van het programma van De Vreedzame School. Het programma van De Vreedzame School sluit in de visie van Huis van Erasmus naadloos aan op haar doelstellingen. Het centrale thema van de Vreedzame School is het geweldloos oplossen van conflicten. De doelstelling van het programma is echter breder: de school ontwikkelt zich tot een democratische gemeenschap, waarin alle leden (leerlingen, leerkrachten en ouders) een stem hebben, zich gehoord en gezien voelen, zich positief gedragen tegenover elkaar, zelfstandig zijn, en zich verantwoordelijk voelen voor het geheel. Zodoende wordende leerlingen voorbereid op het leven in een democratische samenleving, en wordt actief burgerschap gestimuleerd. Vanaf november 2013 is Huis van Erasmus met een aantal andere organisaties betrokken bij een overleg met de gemeente Rotterdam over de vraag hoe burgerschapsvorming op scholen een vaste plek kan krijgen. Scholen zijn sinds 2006 verplicht om ‘iets’ aan burgerschapsvorming te doen. Burgerschapsvaardigheden zijn essentieel voor kinderen om volwaardig in de samenleving te functioneren. Uit de praktijk blijkt dat aandacht voor burgerschapsvorming en sociaal emotionele vaardigheden ook beter presterende kinderen oplevert. Uit een recente studie door het Nederlands Jeugdinstituut naar antipest-programma’s op scholen, uitgevoerd in opdracht van staatssecretaris Dekker van Onderwijs en kinderombudsman Dullaert, bleek de methode van De Vreedzame School als één van de weinigen de toets der kritiek te doorstaan. 1 juni 2014 Rein Heijne, Huis van Erasmus Bijlage 3 John Zant: Onderwijs in sociaal-emotionele vaardigheden ONDERWIJS IN SOCIAAL-EMOTIONELE VAARDIGHEDEN M. de Winter (2011): “Verbeter de wereld, begin bij de opvoeding” Burgerschapsvorming Burgerschapsvorming is meer dan het leren van de Nederlandse taal en ook meer dan weten wat de Tweede Kamer is en wat belangrijke gebeurtenissen zijn in de Nederlandse historie. Behalve het opdoen van allerlei relevante kennis, is het aanleren van vaardigheden waarmee je je als een sociaal en maatschappelijk betrokken persoon kunt gedragen, noodzakelijk. De laatste jaren zijn er veel projecten en initiatieven op dit terrein, echter van wisselende kwaliteit, vaak zonder duidelijke coördinatie of afstemming en vaak zonder duidelijk resultaat. Op school worden vooral intellectuele vaardigheden aangeleerd zoals taal en rekenen. Mijn stelling is dat sociaal-emotionele scholing net zo noodzakelijk is als intellectuele scholing. Deze sociaal-emotionele scholing zou moeten bestaan uit het leren van:
- sociale regels
- sociaal-emotionele vaardigheden
1. Sociale regels
Je mag niet slaan, schoppen, schelden, wapens dragen, eigendommen stukmaken, pesten, vernederen, belachelijk maken, dreigen, intimideren, discrimineren, etc. onder het motto “wat gij niet wilt dat u geschiedt, doet dat ook een ander niet”. Sociale regels stellen en handhaven vormen volgens mij echter maar de helft van het verhaal, noodzakelijk maar niet voldoende. Zou het alleen bij corrigeren blijven, dan is er sprake van een autoritair systeem dat uitsluitend gehoorzaamheid aan de geboden en verboden eist. Kinderen leren dan wel gehoorzamen (vooral in aanwezigheid van de autoriteit), maar leren niet om op een andere manier met hun woede en frustratie om te gaan dan gewelddadig. Zodra ze zelf in een dominante positie komen, zullen ze ook alleen maar autoritaire regels aan anderen kunnen stellen en op hun beurt gehoorzaamheid eisen. Het is onacceptabel dat er leerkrachten zijn die zelf slecht zijn in taal en rekenen. Volgens mij is het even onacceptabel als leerkrachten sociaal-emotionele vaardigheden missen en aangewezen zijn op eenzijdig en verkrampt autoritair gedrag.
2. Sociaal-emotionele vaardigheden
Bij burgerschapsvorming zijn volgens mij de volgende sociaal-emotionele vaardigheden van belang:
- verwoorden van eigen opvattingen, gevoelens en wensen
- luisteren naar de opvattingen, gevoelens en wensen van de ander
- hanteren van verschillen en conflicten
- sluiten van compromissen
- dragen van verantwoordelijkheid
- samenwerken
Ieder onderdeel vormt een noodzakelijke voorwaarde voor het volgende onderdeel.
a. verwoorden
Het leren van sociaal-emotionele vaardigheden begint met het mondig (assertief) maken van kinderen. Ze leren hun eigen mening onder woorden te brengen, ze leren in woorden uit te drukken wat ze voelen en ze leren te formuleren wat ze wel en wat ze niet willen. Het feit dat een kind zijn opvattingen, gevoelens en wensen mag uiten en dat er ook naar wordt geluisterd, geeft het kind de erkenning dat hij mag zijn zoals hij is. Dat geeft een kind een gevoel van eigenwaarde, het voedt het zelfvertrouwen en bouwt een gevoel van eigen identiteit op. Dat gebeurt allemaal niet of veel minder in autoritaire situaties waarin een kind vooral moet zwijgen, luisteren en gehoorzamen. Het kind ontwikkelt zich dan tot een soort kopie van zijn gebieder.
b. luisteren
Als je wil dat een ander aandacht heeft voor jou dan zul je ook de ander dat respect moeten betuigen. Door te luisteren kun je ontdekken dat de ander overeenkomsten met jou vertoont, of je kunt leren dat je tegen bepaalde zaken ook op een andere manier kunt aankijken, of dat het mogelijk is bepaalde gevoelens juist wel met anderen te delen. Je kunt leren daar je waardering over uit te spreken en de ander een compliment te geven. Je kunt ontdekken dat je ongelijk had of dat wat je wil, onmogelijk is. Voor leren toegeven en ongelijk bekennen is het noodzakelijk goed naar de argumenten van anderen te luisteren. Door te luisteren kun je ook ontdekken dat de ander opvattingen, gevoelens of wensen heeft die je onacceptabel vindt. Als je het contact met die ander wil voortzetten, zul je een manier moeten vinden om met die tegenstellingen om te gaan.
c. hanteren van tegenstellingen en conflicten
Als een ander zich op een onacceptabele manier gedraagt of onacceptabele dingen zegt, is het zaak daar niet met fysiek of verbaal geweld op te reageren, maar onder woorden te brengen waar je het niet mee eens bent en wat je niet bevalt in het gedrag en de houding van de ander. Het is belangrijk bij conflicten onderscheid te maken in inhoudelijke aspecten en relationele aspecten (bejegening). Bijvoorbeeld, als de ander tegen je zegt: “Ik wil dat jij de deur dicht doet”, kun je daarop op twee manieren antwoorden, inhoudelijk of relationeel. Je kunt antwoorden, dat het juist lekker koel is de deur open te laten (inhoudelijke reactie). Je kunt ook antwoorden dat je het niet prettig vindt gecommandeerd te worden (relationele reactie). Inhoudelijk reageren is makkelijker, omdat de inhoud al in woorden is gegeven. Commentaar geven op bejegening (metacommunicatie) is relatief moeilijk, omdat je woorden moet zoeken voor het onprettige gevoel dat de ander bij je teweeg heeft gebracht, niet door de inhoud van zijn woorden, maar door een neerbuigende intonatie, dwingende gebaren en een bevelende woordkeuze. Als je de ander aanspreekt op zijn manier van bejegening en als de ander prijs stelt op goede voortzetting van het contact, zal hij misschien zijn excuses aanbieden voor zijn houding en in het vervolg zich op een meer gelijkwaardige manier tegen je gedragen door iets te vragen in plaats van te bevelen. Er kunnen vervolgens situaties bestaan waarin twee mensen elkaar met alle respect bejegenen, maar inhoudelijk gezien het volstrekt met elkaar oneens blijven, zelfs nadat ze zorgvuldig kennis hebben genomen van elkaars argumenten. Je kunt dan definitief afscheid van elkaar nemen, maar zult iets onderling moeten regelen als je samen verder wilt, of als er maar één besluit kan worden genomen.
d. compromissen sluiten
Bij tegenstellingen en conflicten kunnen op verschillende manieren compromissen worden gesloten die voortgang in de relatie mogelijk maken: -Afspreken dat vandaag gebeurt wat de een wil en morgen wat de ander wil. -Bij meerdere tegenstellingen een soort uitruil doen, waarbij de een zijn zin krijgt in dit onderwerp en de ander in dat onderwerp. -Besluiten dat elk voor zijn tweede optie kiest (second best), als men het daar toevallig wel over eens is. -Afspreken dat als je toegeeft aan de ander, die ander extra diensten of goederen levert ter compensatie. -De tegenstelling laten rusten, omdat die niet belangrijk genoeg is binnen de relatie. Hoever je wil gaan in het sluiten van compromissen, hangt af van de mate waarin je voortgang van de relatie wenst.
e. verantwoordelijkheid dragen
Het is belangrijk dat kinderen zelf onderlinge afspraken maken over ruzie maken en pesten. Omdat ze zelf de regels hebben gemaakt en samen hebben afgesproken zich eraan te houden, kunnen ze er elkaar ook op aanspreken en elkaar corrigeren. Omdat de leerlingen de regels als van henzelf ervaren, voelen ze zich er ook aan gecommitteerd; het zijn regels die ze zelf willen en niet regels die ze door de leerkracht opgelegd hebben gekregen. In een autoritaire opvoedingssituatie blijft de verantwoordelijkheid grotendeels bij de leerkracht; de leerlingen voelen zich niet zelf verantwoordelijk en zijn zonder leerkracht ook minder goed in staat zelfstandig die verantwoordelijkheid te nemen.
f. samenwerken
Het is belangrijk dat kinderen niet alleen leren goede prestaties te leveren en in competitie leren het beste uit zichzelf te halen, maar ook kennismaken met de meerwaarde van samenwerken boven individuele inspanningen. Het al jong oefenen in de klas maakt kinderen vaardig voor sociaal functioneren in groepen en werken in teamverband. Ze leren tegenstellingen te overwinnen en leren tot gezamenlijke doelstellingen te geraken en tot gezamenlijke afspraken over taakverdeling; ze leren verantwoordelijk te zijn voor een gezamenlijk resultaat. Het project “de Vreedzame School” –inmiddels op ruim 600 scholen in Nederland omarmd- is een goed voorbeeld van hoe kinderen leren zelf of met hulp van mediatie hun onderlinge conflicten op te lossen; kinderen worden vertrouwd gemaakt met een vredescultuur en opgevoed tot democratisch burgerschap. Voor geweldloze conflicthantering zijn sociaal-emotioneel vaardige mensen nodig die de kunst van het constructief ruzie maken beheersen.
Leerkrachten
Bovenstaande vormt een raamwerk voor een curriculum voor leerkrachten. Ik pleit niet voor aparte leerkrachten voor het vak “geweldloze conflicthantering” of “vredeseducatie” of “burgerschapsvorming”. Het enerzijds zelf aanleren en anderzijds leren doceren van sociaal-emotionele vaardigheden zouden verplichte onderdelen moeten zijn voor elke opleiding tot leerkracht. In de praktijk zijn er te veel leerkrachten met onvoldoende sociaal-emotionele vaardigheden. Daardoor gaan veel tijd en energie verloren aan chaotisch, agressief en non-coöperatief gedrag met eindeloos waarschuwen, corrigeren, schreeuwen en straffen, terwijl die zelfde tijd en energie aan nuttige zaken kunnen worden besteed door een sociaal-emotioneel vaardige leerkracht. Het resultaat is: betere leerprestaties, onderlinge relaties en burgervaardigheden, meer zelfvertrouwen, coöperatief gedrag, etc. Op maatschappelijk niveau is het resultaat: betere, meer assertieve, sociaal betrokken burgers, een efficiënter onderwijssysteem met een hoger rendement en met meer kwaliteit, aanzienlijk minder kosten door minder gedragsproblemen en sociale spanningen voor politie, justitie en gezondheidszorg. En hopelijk op internationaal niveau te zijner tijd minder gewapende conflicten. Het aanleren van voldoende taal- en rekenvaardigheden kan niet alleen aan de ouders worden overgelaten, omdat sommige ouders dat wel goed kunnen maar veel andere ouders niet; vanwege het maatschappelijk belang van deze vaardigheden zijn deze taken daarom aan het onderwijssysteem toevertrouwd. Sommige ouders zijn sociaal-emotioneel vaardig, veel andere ouders niet. Om die reden zou het aanleren van sociaal-emotionele vaardigheden ook aan het onderwijssysteem moeten worden toevertrouwd. Het bijbrengen van kennis en inzicht op dit gebied is onvoldoende; de implementatie in de praktijk door het daadwerkelijk zelf aanleren en praktisch leren toepassen van de benodigde sociaal-emotionele vaardigheden is essentieel. Maar dan moeten er door de opleiding van de leerkrachten wel garanties worden gegenereerd dat de leerkrachten daartoe ook goed in staat zijn, want zij hebben het ook niet allemaal van huis uit meegekregen.
John Zant
[1] Huis van Erasmus streeft naar het bevorderen van actieve geweldloosheid, democratisch burgerschap, veiligheid en een vredescultuur, onder het motto ‘Vrede in de wereld, veiligheid in de stad’. In navolging van Erasmus zijn wij sterk voorstander van een burgerschap waarin geweldloos en kosmopolitisch denkende burgers hun handelen baseren op humanistische waarden als vrijheid, verbondenheid, menselijke gelijkwaardigheid, respect en (mede)verantwoordelijkheid. Huis van Erasmus wil bijdragen aan de ontwikkeling van sociaal-emotionele en communicatieve vaardigheden van alle inwoners van Rotterdam als erasmiaanse bruggenbouwers. Kernpunt van hun beleid is de praktische en actuele invulling van het ideaal van Erasmus: het best mogelijke onderwijs en een uitmuntende burgerschapsvorming. Het programma van De Vreedzame School sluit in de visie van Huis van Erasmus uitstekend en naadloos aan op haar doelstellingen. Het centrale thema van de Vreedzame School is het geweldloos oplossen van conflicten. De doelstelling van het programma is echter breder: de school ontwikkelt zich tot een democratische gemeenschap, waarin alle leden (leerlingen, leerkrachten en ouders) een stem hebben, zich gehoord en gezien voelen, zich positief gedragen tegenover elkaar, zelfstandig zijn, en zich verantwoordelijk voelen voor het geheel.