Hans Achterhuis: “Met Alle Geweld”

Hans Achterhuis: ‘Met Alle Geweld’ — een kritische beschouwing — Hobbesiaanse val: Om je tegen potentiële vijanden te beschermen heb je een wapen nodig; om te voorkomen dat de ander als eerste zijn wapen gebruikt, begin je zelf met schieten Inleiding Professor Hans Achterhuis is een bekende Nederlandse filosoof. Hij schreef een aantal spraakmakende, maatschappijkritische boeken over ontwikkelingshulp, gezondheidszorg, arbeid en techniek. Eind 2008 verscheen zijn boek ‘Met Alle Geweld’. Het bevat een filosofische zoektocht naar alle mogelijke aspecten van geweld vanuit zeer uiteenlopende invalshoeken en mag met bijna 800 pagina’s gelden als een magnum opus.

Definitie van geweld We zijn al op pagina 78 als Achterhuis geweld definieert als “het min of meer intentioneel toebrengen of dreigen toe te brengen van schade aan mensen of voorwerpen”. Uit de toelichting blijkt dat de term ‘min of meer intentioneel’ inhoudt dat er ook sprake is van geweld als je had kunnen weten wat de gewelddadige gevolgen zijn van je handelen. Dat zou dus betekenen dat, als je als burger instemt met het sturen van Nederlandse soldaten, terwijl je uit de rijke historie van gevoerde oorlogen kunt weten dat er hoe dan ook onschuldige burgers als slachtoffer zullen vallen, je medeplichtig bent. Met deze definitie wordt het een stuk moeilijker de dood of narigheid van onschuldige burgers aan vijandelijke zijde af te doen als ‘collateral damage’. Het lijkt me dat de meeste mensen zich dit aspect van geweld niet of nauwelijks realiseren. Voorts vraag ik mij af of ze bereid zijn die medeplichtigheid te erkennen, als ze zich de gevolgen wel realiseren. Oorzaken van geweld Hanna Ahrendt is voor Achterhuis de belangrijkste inspiratiebron bij het onderscheiden van zes oorzaken of perspectieven van geweld:

  1. het doel-middeldenken: Bij het streven naar allerlei meer of minder verheven doelen kunnen zich allerlei obstakels voordoen; geweld is dan een middel om die obstakels te elimineren. Dit is een technische en instrumentele benadering die favoriet is bij generaals van het leger.
  2. de mimetische of nabootsende begeerte: De ene mens wil datgene hebben waarover de andere beschikt; deze hebzucht kan zich richten op andermans geld, macht, bodemschatten, land, vrouw, etc. Het is in feite een vorm van doel-middeldenken.
  3. de spanning tussen moraal en politiek: Door in de politiek onderscheid te maken tussen goed en kwaad wordt het gebruik van geweld voor veel mensen acceptabel en zelfs nobel als het erom gaat de goede zaak te verdedigen tegen het rijk van het kwaad. Het wordt lastig als de andere partij er andere opvattingen over goed en kwaad op na houdt. Wie maakt uit wie (geheel of gedeeltelijk) gelijk heeft?
  4. de ‘dierlijke’ natuur van de mens: Geweld is een irrationeel en door de evolutie overgeleverd mechanisme. Dus geweld zit in de aard van het beestje, of zoals Lorenz het uitdrukte “de hedendaagse mens is een opvliegende aap die over wapens beschikt”.
  5. de strijd om erkenning: Geweld kan ontstaan als mensen zich niet geliefd voelen door affectieve verwaarlozing en mishandeling, of als ze zich door discriminatie en uitsluiting niet gerespecteerd voelen, of als ze zich persoonlijk beledigd of vernederd voelen.
  6. het wij/zij-denken: Meestal wordt hierbij gedoeld op de tegenstelling tussen ‘wij’ (vertrouwd, gelijkgezind, per definitie goed) en ‘zij’ (vreemd, andersdenkend, niet per definitie goed misschien zelfs slecht). Dus bijvoorbeeld, “wij, Nederlanders” (autochtonen) versus “zij, die buitenlanders” (allochtonen), terwijl veel zogenaamde allochtonen in Nederland zijn geboren en geschoold. Het mag vooral geen discriminatie heten want dat doen “wij” niet.

Volgens mij worden deze zes oorzaken of perspectieven van geweld gekenmerkt door het centrale begrip egocentrisme. Het gaat om mijn idealen, mijn hebzucht, mijn opvattingen over goed en kwaad, mijn instinct, mijn slachtofferschap en mijn groepsgevoel. De opvattingen, gevoelens, idealen en wensen van anderen worden niet als gelijkwaardig aan de mijne erkend; ‘de ander moet wijken voor mij’ is steeds de impliciete of expliciete drijfveer, als het moet met geweld. Ik mis als belangrijke oorzaak van geweld het begrip angst. Als mensen zich bedreigd voelen door een reële of een gecreëerde dreiging, wordt hun bereidheid met geweld te reageren groter, zoals ik recent beschreven heb in “Angst, macht en geweld” (Vredesmagazine, 2009). Ook mis ik de beschrijving van de rol en de belangen van de wapenindustrie en van de wapenexporterende landen bij de in stand houding, de vergroting en zelfs misschien het (doelbewust?) creëren van geweld. Rationeel en emotioneel geweld Achterhuis plaatst het geweld van de Romeinse keizers Hadrianus en Marcus Aurelius die hij uitgesproken goed noemt, tegenover dat van de keizers Caligula en Nero die hij beschrijft als waanzinnig en met wrede grillen. De eersten hadden ambitieuze ideeën over de omvang van het Rijk. De grootheid van Rome, niet die van henzelf, ging hun ter harte, en daarom voerden zij uit plichtsbesef veel bloedige grensoorlogen. De laatsten doodden uitsluitend uit persoonlijke lust. Achterhuis associeert het rationele en idealistische geweld van Hadrianus en Marcus Aurelius niet, althans veel minder, met het kwaad dan het emotionele en perverse geweld van Caligula en Nero; de omgekeerde redenering noemt Achterhuis absurd. Ik ben het niet met Achterhuis eens. Het zogenaamde rationele geweld komt voort uit de ratio van de ene partij, het perspectief van de Romeinen, waarmee Achterhuis zich kennelijk identificeert. De overwonnen ‘barbaren’ (een door de Romeinen gehanteerde term) die verdreven worden van huis en haard of het gezag over hun grondgebied moeten opgeven en die hun doden betreuren, zullen er een heel andere rationale op na houden en de Romeinen zien als brute agressor. Achterhuis vervalt hiermee in het wij/zij-denken en toont zich wat al te goed gelovig wat betreft de nobele doelen van Hadrianus en Marcus Aurelius. Hij gaat voorbij aan het feit dat de door leiders officieel opgegeven doelen om het geweld te rechtvaardigen niet altijd de echte doelen zijn, die vaak veel minder nobel en idealistisch zijn. Je zou zogenoemd rationeel geweld kunnen ontmaskeren door het in zijn emotionele consequenties voor de burgers aan gene zijde te beschrijven; dan besef je wat je aanricht. Is geweld altijd slecht? Volgens Achterhuis is de simpele gelijkstelling van geweld aan het kwade onhoudbaar. Van geweld dat goed kan zijn, geeft hij het volgende voorbeeld: Tijdens de eerste Intifadah van de Palestijnen in 1988 moedigde de Israëlische minister van defensie Rabin zijn soldaten aan dat ze naar de relschoppers ‘toe moesten gaan en alle botten in hun lijf moesten breken’. Zich beroepend op Machiavelli (“In een wereld die niet perfect is, moeten goede mensen die het goede nastreven, weten hoe ze kwaad kunnen doen”) betoogt Achterhuis: “Het geweld van botten breken opende hier een perspectief op vrede, op een toekomst zonder eeuwigdurende strijd tussen Israël en de Palestijnen. Het moreel goede, het wijken voor de Intifadah, zou dat ongetwijfeld niet hebben gedaan. Het zou eerder meer geweld hebben gebaard”. Ook hier is duidelijk met wie Achterhuis zich identificeert en ook is duidelijk dat de daaropvolgende 21 jaren de verwachte vrede niet hebben gebracht. De kern van het probleem bij het Palestijns-Israëlisch conflict is volgens mij juist dat er meestal partij wordt gekozen waarbij het goede aan de ene en het kwade aan de andere partij wordt toegeschreven. Dat moreel kiezen houdt het conflict juist in stand. Het besef dat er twee partijen zijn die allebei voor een deel gelijk hebben en zich allebei schuldig maken aan onaanvaardbaar geweld kan de weg effenen voor een compromis dat voor beide partijen aanvaardbaar is en waarin het eigen gelijk niet meer met geweld hoeft te worden opgelegd aan de ander. Toch is er in de loop van het boek een kanteling zichtbaar in het denken van Achterhuis, als hij zijn twijfels uit ten aanzien van zogenoemde rechtvaardige oorlogen. Hij werkt die uit aan de hand van de humanitaire interventies en besluit met de opmerking, dat het de vraag is of humanitaire interventies niet meer geweld hebben voortgebracht dan voorkomen. Hiermee is dan wel het resultaat van de humanitaire interventies in twijfel getrokken maar nog niet de rechtvaardiging ervan. Pas tegen het einde van zijn zoektocht stelt hij de gewetensvraag: “Hoe onze collectieve en aanvankelijk ook mijn eigen blindheid hiervoor te verklaren? “ Als antwoord op deze vraag stelt hij, dat de blinde vlek van de moraal ons wel het kwaad van de vijand jegens ons doet zien, maar niet ons kwaad jegens de vijand. In dit verband citeer ik gaarne Japin die in zijn boek ‘de Overgave’ een van zijn personages laat dromen: “Als de dingen meerdere kanten zouden hebben zonder dat wij alles opdeelden in goed of kwaad, en wij zouden hun kant kunnen zien en zij die van ons…” Autochtonen en allochtonen De schadelijke gevolgen van het wij/zij-denken worden ook uitgewerkt aan de hand van de problemen tussen autochtonen en allochtonen. Volgens Achterhuis verzetten multiculturalisten zich terecht tegen de strijd der culturen, maar vervallen ze toch in dezelfde fout omdat ze een dialoog tussen culturen propageren waarbij elk individu toch weer in de eerste plaats als representant van zijn cultuur wordt beschouwd en niet als individu met ook talloze andere identiteiten. Import-Nederlanders worden vaak gereduceerd tot een van hun identiteiten, namelijk dat ze moslim zijn. Het verwerpen van de Islam heeft dan tevens tot gevolg dat personen, gereduceerd tot hun enkele identiteit van moslim-zijn, ook worden verworpen. Men voelt zich vervolgens gedwongen zich te verdedigen vanuit de naam (identiteit) waaronder men aangevallen wordt. Mensen die de Islam belijden en die door vernederingen en verdachtmakingen in hun identiteit als moslim worden getroffen, nemen dan ook deze identiteit aan om zich te verdedigen. Dat verklaart mogelijk het fenomeen dat sommige moslims steeds orthodoxer en radicaler worden in hun geloofsbeleving. Je zou kunnen zeggen dat Wilders (en in zijn kielzog iedere andere politicus die hem de populistische wind uit de zeilen wil nemen) het probleem creëert dat hij zegt te willen oplossen. Toekomstperspectief Volgens Achterhuis bergt elke poging het geweld radicaal uit te bannen het risico in zich het geweld ongewild op te roepen en te vergroten; geweld is een oerdrift die zich niet laat onderdrukken. Alleen wanneer we leren leven met geweld, kunnen we leren het beter te kanaliseren en te domesticeren. In de wij/zij-discussie is het beter te spreken van tegenstanders in plaats van vijanden. Met tegenstanders deel je wel dezelfde politieke/symbolische ruimte, met vijanden niet. De taak van de democratie is om antagonisme (vijanddenken) om te zetten in agonisme (denken in termen van tegenstanders). Het altijd streven naar consensus moffelt bestaande tegenstellingen weg, hetgeen zich later altijd wreekt. Beter is te pogen in een democratische discussie de tegenstellingen hanteerbaar te maken. Hij haalt Schuyt (2006) aan die in zijn boek ‘Steunberen van de Samenleving’ betoogt dat het essentieel is structureel ruimte te organiseren voor de tegenkrachten (andere meningen, waarheden etc.), omdat daarmee de samenleving overeind kan blijven staan. Hans Achterhuis heeft een indrukwekkend boek geschreven dat door ieder gelezen dient te worden die streeft naar meer geweldloze conflictoplossing. juli 2009, John Zant In iets gewijzigde vorm gepubliceerd in het VredesMagazine 2009 nr.4, p. 16-17. Uit het patroon stappen Henk Wesseling, feb. 2010 In zijn boek Met alle geweld probeert Hans Achterhuis de diverse vormen van geweld te doorgronden. Tijdens zijn filosofische en historische studietocht staat hij stil bij de verschillende bronnen van geweld. Waaruit komt geweld voort ? Uit de overtuiging dat het een middel is om een gewenst doel te bereiken. Uit tegenstellingen en confrontaties die inherent zijn aan het wij-zij denken. Uit de behoefte van personen en groepen aan erkenning en aanzien. Uit gevoelens van morele superioriteit ten opzichte van minderwaardig geachte groepen en volken. Uit de behoefte bij eigen falen een zondebok te zoeken en te bestraffen. Uit menselijke aandriften als resten van dierlijke agressie. Aldus Achterhuis. een gevaarlijke droom Met betrekking tot deze geweldsbronnen stelt hij dat ze horen bij het mens-zijn. Op grond van zijn studie voegt hij hieraan als conclusie toe dat deze bronnen niet uitgeschakeld kunnen worden en dat degene die daarop uit is een utopie najaagt. We kunnen de menselijke natuur immers niet veranderen. De positieve waarde van geweldloosheid is voor hem een illusie gebleken. Achterhuis vertelt tijdens het schrijven van zijn boek te hebben ontdekt dat algehele geweldloosheid een gevaarlijke droom is: Wie droomt over geweldloosheid als een rëele mogelijkheid roept vaak het meest extreme geweld op. Achterhuis heeft een imposante studie geschreven. Iedereen die geïnteresseerd is in de geschiedenis van – en het denken over oorlog en vrede krijgt in dit boek een schat aan informatie. In Vredesmagazine heeft John Zant er terecht in een recensie aandacht aan gegeven. Hij heeft ook geattendeerd op Achterhuis’ uitspraken over geweldloosheid.Ik wil graag een reactie geven op de conclusie in de studie dat geweldloosheid geen perspectieven biedt voor een vreedzame wereld of sterker nog, een gevaarlijke illusie is. Achterhuis citeert in dat verband met insteming de filosoof en publicist Ger Groot die verwacht dat we alleen kunnen voorkomen dat de wereld één groot slagveld wordt als we het droombeeld van een harmonische samenleving prijsgeven. Ik vraag mij af of we in de conclusie van Achterhuis moeten berusten en maar beter kunnen beginnen met als het om geweldloosheid gaat water in de wijn te doen. uit het patroon stappen Bij het nadenken over deze voor mij en zeker ook voor de geweldloze tak van de vredesbeweging belangrijke vraag kwam ik op de gedachte het boek Vrede is de weg van Deepak Chopra eens naast het boek van Achterhuis te leggen. Niet in de laatste plaats omdat ik mij de de ondertitel van dit in 2005 verschenen boek herinnerde: Een einde aan oorlog en geweld in zeven stappen. Wat lees ik bij Chopra? Dat alle deterministische argumenten dat mensen in onze gewelddadige cultuur nooit in staat zullen zijn hun agressie te overwinnen, er geen rekening mee houden dat wij, als mensen, uit het overheersende patroon kunnen stappen. Dat wij dat kunnen doen omdat niet alleen kwaad en geweld in onze natuur zit maar ook liefde en vredelievendheid.. Het zichtbare bewijs daarvan komen we tegen in het leven van alle onzelfzuchtige mensen, die zich niet laten leiden door hebzucht en evenmin door wraak en vergelding. Het zichtbare bewijs zien we ook in de schone kunsten, in de onderlinge zorg en aandacht in onze maatschappij, in het aanbidden van God en in de verwondering over het leven. Naarmate deze uitingsvormen van liefde zich sterker gaan manifesteren zal ook het gebruikelijke gedrag van mensen bij dreigende conflicten veranderen. Wanneer wij bij dreigende conflicten er nou eerst eens voor zouden kiezen om ons in de gevoelens van de ‘tegenpartij’ te verplaatsen … Als we eerst eens zouden besluiten om niet meteen met een veroordeling en schuldigverklaring van de ‘ tegenpartij’ klaar te staan … Als we eerst eens tegen elkaar zouden zeggen dat we bang zij voor de gevolgen voor onszelf en voor de ander van een conflict dat dreigt … Wij zouden uit het overheersende patroon stappen als wij voor zulk gedrag zouden kiezen bij een dreigend conflict met bijvoorbeeld onze buren, onze broer of zus, of een van onze collega’s. Dat zou een belangrijke bijdrage zijn om in onze cultuur het eigenbelang, het eigen gelijk en de agressie minder dominant te maken. En… wat in het klein begint, zal zijn uitwerking in grotere verbanden, dus ook in de politiek niet missen. Stel je eens voor dat twee landen met slechte onderlinge verhoudingen vóór zij het conflict aangaan eerst nog eens tegenover elkaar zouden uitspreken dat ze bang zijn voor elkaar en voor elkaars geweld … Zou het bespreekbaar maken van die wederzijdse angst niet kunnen helpen om het uitbarsten van het conflict te voorkomen? Want angst is toch een voedingsbodem voor conflict en geweld ! Dit is de wijze van denken van Deepak Chopra. Het met elkaar in gesprek gaan doet mij denken aan een verhaal dat ik onlangs las over drie etnische Soendanese groepen in een vluchtelingenkamp in Ethiopië. Elke twee of drie dagen werd er massaal gevochten tussen deze groepen. De gezworen vijanden drinken nu samen koffie. De hulporganisatie van de VN, de UNHCR, kreeg het voor elkaar dat alle groepen de wapens inleverden. Vervolgens kozen de etnische groepen voor achtereenvolgens onderlinge gesprekken en gesprekken met elkaar over alle potentiële bronnen van conflict. Na verloop van tijd kwamen zij tot de conclusie; we zijn allemaal Soendanezen, we zijn allemaal zwarte mensen en we zullen het samen moeten zien te rooien. We zouden kunnen zeggen dat ze leerden om verbindend te denken. een vredesprogramma Chopra biedt in zijn boek mensen die vrede willen stichten, mensen die uit het patroon van de geweldscultuur willen stappen ook een vredesprogramma aan. Een programma voor vredestichters in zeven stappen. Voor elke dag van de week een andere stap. Een van de stappen is bijvoorbeeld ‘ denken voor vrede ‘. Daarvan, zo zegt Chopra, gaat kracht uit, als het door een goede intentie wordt gesteund, zoals bijvoorbeeld in de wens: mogen degenen die ik als vijand zie, gelukkig en vredig zijn en liefde ontvangen. Een andere stap is ‘ spreken voor vrede ‘ door bijvoorbeeld tegen jezelf te zeggen dat je vandaag in je spreken niemand wilt bekritiseren of veroordelen. En door tegen iemand te zeggen dat je hem of haar waardeert. Volgens Chopra is oorlog en geweld te stoppen als voldoende mensen in de wereld uit het geweldspatroon stappen en zich tot vredestichters omvormen. Het sleutelbegrip voor hem is hier kritische massa. Ik citeer: “Er was een kritische massa van mensen voor nodig om elektriciteit en fossiele brandstoffen met succes te introduceren, ontwikkeling tot stand te brengen en een religie te beginnen. Als de tijd rijp is en voldoende mensen zich willen aansluiten kan een kritische massa de wereld veranderen”. kiezen Dit is een ander perspectief dan het vooruitzicht dat Achterhuis ons met zijn conclusie biedt. Waar ik voor kies ? Stem ik in met de uitspraak van Achterhuis dat geweldloosheid een gevaarlijke droom is of kies ik voor de optie van Chopra om uit het geweldspatroon te stappen en uit te gaan van de mogelijkheid van persoonlijke transformatie, van omvorming tot vredestichter? Laat ik mij leiden door de angst die Achterhuis met zijn uitspraak oproept of door de mogelijkheden van de liefde die Chopra schetst? Ik kies voor het laatste, omdat ik, in tegenstelling tot Achterhuis, geloof in die mogelijkheden. Tegen alle mensen die tot nu toe kozen voor de weg van geweldloosheid zou ik willen zeggen: wordt niet angstig van de conclusie van Achterhuis en blijf bij uw oorspronkelijke keuze. naar minder of juist meer geweld Tenslotte nog het volgende. In de studie Met alle geweld, met name ook in het laatste hoofdstuk, blijkt duidelijk dat de schrijver niets liever wil dan dat we toegaan wij naar een wereld met minder geweld. Eén van de conclusies van zijn studie is – en dat klinkt eigenlijk heel tegenstrijdig- dat geweldloosheid daaraan niet kan bijdragen. Als ik de uitspraak van Achterhuis dat geweldloosheid het meest extreme geweld kan oproepen, voor mijzelf nog eens overweeg, brengt mij dat tot de vraag of hij met deze uitspraak niet juist geweld ongewild bevordert. Enerzijds doordat de uitspraak angst en dus geweld kan oproepen. Anderzijds doordat de uitspraak als legitimatie kan gaan functioneren om geweld te gebruiken. De dromer en de realist Reactie op: “Uit het patroon stappen” van Henk Wesseling Het zou het beste zijn als Hans Achterhuis een reactie schrijft op het stuk “Uit het patroon stappen” van Henk Wesseling. Op het gevaar af als exegeet van Achterhuis te worden aangemerkt, waag ik toch een paar opmerkingen. Wesseling ziet het streven van Achterhuis naar een wereld met minder geweld als tegenstrijdig met diens conclusie dat geweldloosheid daaraan niet kan bijdragen. Volgens mij is er sprake van een tegenstrijdigheid in de denkwereld van de dromer, maar niet in de denkwereld van de realist. Het lijkt prachtig om te geloven dat we in zeven stappen meer onzelfzuchtigheid en geweldloosheid kunnen ontwikkelen door het vaak tegen onszelf en tegen anderen te zeggen. Wesseling is erg optimistisch als hij verwacht, dat liefde zich dan sterker zal gaan manifesteren en dat we bij dreigende conflicten er eerst voor “kiezen” ons in de gevoelens van de tegenpartij te verplaatsen. Dat is allemaal makkelijker gezegd dan gedaan. Deze manier van denken brengt bovendien ook risico’s met zich mee. Mensen die het goede willen moeten zich een houding geven tegenover mensen die kennelijk (nog) niet het goede willen. Voor je het weet heb je een “goede” elite die het gelijk aan zijn zijde heeft en waartoe je jezelf uiteraard wenst te rekenen, en een weerbarstige groep (al snel tot vijand bestempeld). De geschiedenis heeft geleerd dat talloze godsdienstige en ideologische elites met het gelijk aan hun zijde heel wat geweld hebben gebruikt om die weerbarstigen een lesje goed gedrag te leren. Uit naam van God zijn en worden nog steeds oorlogen gevoerd. Achterhuis stelt juist dat ieder mens zonder uitzondering slechte en gewelddadige neigingen in zich draagt, een blijvende realiteit. Een strategie om die met de mantel der liefde te bedekken leidt tot ontsporingen van de ergste soort. Realistischer is het te erkennen dat die slechte en gewelddadige neigingen ook in jezelf zitten en dat je er goed aan doet in de omgang met anderen strategieën te ontwikkelen hoe die neigingen van jou en van hen beter hanteerbaar te maken. Jezelf geweldloos noemen maakt je blind voor je eigen gewelddadige neigingen en brengt je ten onrechte misschien in de waan dat jij tot de “goede” elite behoort. De slechte en gewelddadige neigingen hanteerbaar maken betekent erkennen dat je zelf voortdurend de neiging hebt je eigen fouten niet te zien, te onderschatten of te ontkennen en vooral de fouten van de ander te zien. Door hierover te praten met anderen en toe te staan dat ook jou de spiegel wordt voorgehouden, kun je misschien geleidelijk verandering bewerkstelligen. Uiteindelijk hebben de dromer en de realist hetzelfde ideaal: een wereld met minder gewelddadigheid.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *