Slachtofferschap

Slachtofferschap

inleiding

Er zijn twee soorten slachtofferschap:

  1. Slachtoffer zijn door verlies, ongeluk, gebrek, uitbuiting, discriminatie, etc.
  2. Je gedragen als slachtoffer of de rol van slachtoffer spelen, waarbij men zich beroept op/legitimeert door al dan niet geleden verlies, ongeluk, gebrek, uitbuiting, discriminatie, etc.; hierbij is het onderscheid tussen al dan niet slachtoffer zijn van weinig of geen belang

Dit stuk gaat over de tweede vorm van slachtofferschap, over de communicatieve aspecten van het slachtofferschap en de doelen die daarmee bereikt en gediend kunnen worden.

“Slachtofferschap” verder lezen

Affectarme opvoeding

Emotionele verwaarlozing

Warmte, liefde, aandacht, begrip, steun, aanmoediging en bevestiging heeft een kind nodig van zijn ouders om zich geliefd, begrepen, veilig, geborgen en gewaardeerd te voelen. Daarmee wordt de brede basis gevormd voor zelfvertrouwen en vertrouwen in andere mensen. Daarmee voelt het kind zich voldoende veilig en gesteund om de wereld te verkennen met alle vreemde, onbekende, nieuwe en soms bedreigende aspecten en om een zelfstandig leven op te bouwen. Wetenschappelijke onderzoeken naar het proces van hechting laten zien dat een veilige dan wel onveilige hechting van het kind met zijn ouders al heel vroeg in het leven wordt gevormd, en dat emotionele verwaarlozing en geestelijke en/of lichamelijke mishandeling van kinderen tot levenslange gedragsstoornissen leiden. Als een kind in de eerste jaren niet met warmte, liefde en aandacht van zijn ouders opgroeit, leert het niet zichzelf positief te waarderen, leert het niet hoe je een emotionele band opbouwt en onderhoudt met andere mensen, en zal het op liefdesuitingen van anderen reageren met onmacht, onwetendheid, angst en zelfs afkeer. Het zal uiterst moeilijk zijn alsnog sociaal-emotionele vaardigheden te ontwikkelen, zoals het voor een kind met aangeboren kleurenblindheid heel moeilijk zal zijn de betekenis van kleuren te leren ervaren, omdat het kind niet begrijpt wat andere mensen toch met kleuren bedoelen. Kinderen met emotionele verwaarlozing als achtergrond behoeven extra begeleiding om alsnog enig zelfvertrouwen, vertrouwen in andere mensen en sociaal-emotionele vaardigheden te ontwikkelen. In sommige gevallen kunnen leerkrachten, buren, familieleden en/of begripvolle leeftijdgenoten iemand nog goed op het sociaal-emotionele spoor krijgen. Zonder extra begrip en begeleiding is de kans groot, dat ze als volwassenen geïsoleerd, onaangepast, angstig en/of vijandig in het leven staan. Mensen met een affectarme achtergrond zijn vaak minder of niet geschikt als leerkracht voor het onderwijs aan kinderen, en eigenlijk ook minder of niet geschikt voor het ouderschap. Veelal zullen ze zelf ook niet voor deze rollen kiezen.

“Affectarme opvoeding” verder lezen

Stellingen over onderwijs in sociaal-emotionele vaardigheden en burgerschapsvorming

  1. Het aanleren van sociale regels is noodzakelijk maar niet voldoende; daarnaast is het aanleren van sociaal-emotionele vaardigheden een noodzakelijke voorwaarde voor goed burgerschap.
  2. Het aanleren van sociaal-emotionele vaardigheden is in het onderwijs aan kinderen net zo belangrijk als het aanleren van taal- en rekenvaardigheden: je leert om te gaan met verschillen, tegenstellingen en conflicten anders dan door afwijzing, dreiging en geweld, je leert je gedachten en gevoelens onder woorden te brengen en uit te spreken wat je wel en niet wil, je leert luisteren naar anderen en je te verplaatsen in de ander, je leert verantwoordelijkheid te dragen en te nemen, je leert wat de voordelen van samenwerken zijn, je leert bemiddelen in conflicten.
  3. Het is onacceptabel als leerkrachten over onvoldoende taal- en rekenvaardigheden beschikken en/of onvoldoende in staat zijn die vaardigheden op didactische wijze over te brengen op kinderen; even onacceptabel is het als leerkrachten over onvoldoende sociaal-emotionele en burgerschapsvaardigheden beschikken en/of die vaardigheden niet goed kunnen overdragen. In de pabo-curricula wordt wel veel aandacht besteed aan kennis over sociaal-emotionele ontwikkeling en burgerschap, maar relatief weinig aan de vaardigheden die aanstaande leerkrachten hierin zelf ontwikkelen/ontwikkeld hebben; lang niet allemaal hebben zij die in hun opvoeding en opleiding meegekregen.
  4. In evaluatie-onderzoeken m.b.t. burgerschapsvorming op scholen wordt meestal alleen het kennisaspect gemeten (makkelijker meetbaar dan sociaal-emotionele vaardigheden of belangrijker geacht in een rationeel georiënteerde maatschappij?). Veel kennis hebben over democratisch burgerschap betekent niet dat een mens zich ook als een goed burger gedraagt. Dus het meten van sociaal gedrag is noodzakelijk.
  5. Het aanpakken van maatschappelijke problemen en die bespreekbaar maken in de klas (pesten, radicalisering, discriminatie, etc.) zijn buitengewoon nuttige activiteiten. Echter, het betreft een aanpak van hinderlijke en in het oog springende symptomen en niet van onderliggende factoren, namelijk het gebrek aan sociaal-emotionele vaardigheden om met verschillen, tegenstellingen en conflicten anders om te gaan dan met afwijzing, dreiging en geweld.  Als een arts de symptomen van de ziekte van een patiënt bestrijdt,doet hij de patiënt een groot plezier. Als de arts echter nalaat tevens de vermoedelijke oorzaak te bestrijden, kan hij geen goed arts genoemd worden en woekert de ziekte voort.
  6. Binnen de islam heb je mensen met flexibele/liberale/ tolerante opvattingen en mensen met starre/orthodoxe/fundamentalistische opvattingen; dat zelfde geldt voor mensen binnen het christendom of binnen het jodendom, of onder atheïsten.

Een visie op burgerschapsvorming

17 juli 2014 Een visie op burgerschapsvorming

Geplaatst door: UNESCO_NL Categorieën: Wereldburgerschap Burgerschapsvorming is sinds 2006 wettelijk verplicht in het onderwijs en staatssecretaris Dekker zei hierover afgelopen december in de Tweede Kamer: “Burgerschap behoort tot de kerntaken van het onderwijs”. Onder het motto: “Verbeter de wereld, begin bij de opvoeding” heeft dhr John Zant een artikel geschreven over burgerschapsvorming en het aanleren van de sociaal-emotionele vaardigheden die daarvoor in zijn visie noodzakelijk zijn. Hij deelt hieronder kort zijn visie, het gehele artikel is bij hemzelf op te vragen. Burgerschapsvorming dient niet alleen gericht te zijn op de kennisdimensie (wereldoriëntatie, functioneren van rechtsstaat en democratie, e.d.), maar dient zich vooral ook te richten op de gedragsdimensie en de sociaal-emotionele dimensie (attitudevorming, sociaal-emotionele vaardigheden). Het aanleren van sociaal-emotionele vaardigheden begint met het mondig (assertief) maken van kinderen. Naast het aanleren van sociale regels leren ze ook hun eigen mening onder woorden te brengen; ze leren in woorden uit te drukken wat ze voelen en te formuleren wat ze wel en wat ze niet willen. Het feit dat een kind zijn opvattingen, gevoelens en wensen mag uiten en dat er ook naar wordt geluisterd, geeft het kind de erkenning dat hij mag zijn zoals hij is. Dat geeft een kind een gevoel van eigenwaarde, het voedt het zelfvertrouwen en bouwt een gevoel van eigen identiteit op. Dat gebeurt allemaal veel minder in autoritaire situaties waarin een kind vooral moet zwijgen, luisteren en gehoorzamen. Verder leren kinderen met respect naar elkaar te luisteren, om te gaan met verschillen, tegenstellingen en conflicten anders dan met afwijzing, dreigen en geweld; ze leren ook met elkaar regels af te spreken en voelen zich daaraan gecommitteerd, omdat ze die zelf willen en niet door de leerkracht opgelegd hebben gekregen. Het is belangrijk dat kinderen niet alleen leren goede prestaties te leveren en in competitie leren het beste uit zichzelf te halen, maar ook de meerwaarde van samenwerken ervaren. Het project “De Vreedzame School” –inmiddels op ruim 600 scholen in Nederland omarmd- is een goed voorbeeld van hoe kinderen deze sociaal-emotionele vaardigheden aanleren. Het resultaat is: betere leerprestaties omdat er minder tijd verloren gaat aan ordeproblemen, minder pesten en geweld, meer zelfvertrouwen en coöperatief gedrag. Op maatschappelijk niveau is het resultaat: meer sociaal betrokken burgers, een efficiënter onderwijssysteem met een hoger rendement en met meer kwaliteit, en minder kosten voor politie, justitie en gezondheidszorg door minder gedragsproblemen. En hopelijk op internationaal niveau te zijner tijd minder gewapende conflicten.

Mooi, John! (Ik heb al verschillende pogingen gedaan om samen op te trekken met Unesco; paar keer gesprek gevoerd, maar het leverde tot nu toe nog nooit iets op. Maar wie weet …)

Groet en dank, Leo. Dr. L.M.J.

Natuurlijk gezag

Natuurlijk gezag Inleiding Sommige mensen hebben duidelijk gezag zonder dat ze er veel moeite voor lijken te hoeven doen, zonder dat ze daar nadrukkelijk op gericht zijn of zonder dat ze respect en onderwerping aan hun gezag eisen van hun omgeving. Je zou dat met “natuurlijk” gezag kunnen aanduiden. Natuurlijk gezag is m.i. het tegendeel van autoritair gezag en draagt de volgende, met elkaar samenhangende kenmerken:

  1. gericht op andermans belang versus gericht op eigen belang
  2. verdient respect versus eist respect
  3. gebruikt machtsongelijkheid nuttig versus misbruikt machtsongelijkheid
  4. tolerant versus intolerant ten aanzien van onzekerheid
  5. roept angst op voor steunverlies versus angst voor straf

Andermans versus eigen belang Iemand die gezag uitoefent op een autoritaire wijze is erg op zichzelf gericht in de zin, dat hij voortdurend de behoefte voelt zich te bewijzen en steeds wil laten blijken wie de baas is. Het is iemand die er intern niet gerust op is dat het eigen gezag vanzelfsprekend is en meent dat het eigen gezag voortdurend in het geding is. Het is iemand die voortdurend op agressieve wijze een defensieve houding uitstraalt. Het doel van de relatie is zelfbevestiging. De energie is gericht op het handhaven en oppoetsen van het ego. Iemand met natuurlijk gezag is gericht op constructieve ondersteuning van de ander, niet door de ander het eigen denkkader op te dringen, maar door het eigen denkkader te presenteren met oog voor en ruimtegevend aan de gedachten, gevoelens en wensen van de ander, met als doel tot een optimale vorm voor ontwikkeling van de ander te komen. Desgevraagd zal een autoritaire opvoeder altijd beweren het belang van de ander op het oog te hebben (“het is voor je eigen bestwil”), daarbij het eigen belang verbloemend of blind voor de motieven en de impact van het eigen gedrag. Respect verdienen versus eisen Respect verdien je, als je meer kunt en weet dan een ander en je de intentie hebt de ander te verrijken met jouw kennis en vaardigheden, niet door die op te dringen maar door die aan te bieden als aanvulling van het bestaande kennis- en gedragsarsenaal van de ander. Respect verdien je door inhoudelijke en praktische meerwaarde en door de positieve intentie. Respect kan ook geëist worden op grond van statusverschil en machtsverschil. Het gaat er dan niet om of je waardevol bent voor de ander, maar om, voor je eigen gevoel, je superioriteit bevestigd te krijgen, hetgeen in feite een zwaktebod is. Nuttige macht versus machtsmisbruik Machtsongelijkheid kan nuttig aangewend worden om anderen vooruit te helpen en te emanciperen; machtsongelijkheid kan ook misbruikt worden om het ego te strelen en de eigen status, macht en rijkdom verder te vergroten. Mensen die weinig zelfvertrouwen hebben en een weinig hoge dunk hebben van hun eigen kennis en vaardigheden lopen met name het risico hun machtspositie te misbruiken en compensatie zoeken in steeds meer macht, status en rijkdom, desnoods/vaak/liefst ten koste van anderen. Binnen een kring van gelijkgestemden heet dat dan “succes”. Onzekerheidstolerant versus onzekerheidsintolerant Iemand die zelfverzekerd is kan beter met situationele onzekerheid omgaan dan iemand die minder stevig in de schoenen staat. Iemand die zelfverzekerd is kan onzekerheid in een nieuwe situatie zien als een uitdaging of als een leermoment, en is bereid vanuit een flexibele houding eventuele nieuwe gezichtspunten te integreren in de eigen bestaande denkbeelden. Verandering wordt niet als bedreigend ervaren maar als ontwikkeling. Iemand die zich onzeker voelt heeft de neiging zich vast te klampen aan bestaande zekerheden. Er is een sterke behoefte aan vaste regels en voorspelbaarheid. Er is een grotere kans dat een onzeker iemand geloof wenst te hechten aan autoriteitsfiguren, sterke leiders, religies en ideologieën, heersende modes en trends, en zich te conformeren aan wat de meerderheid vindt/wil/doet. Er is een sterkere behoefte aan wij-versus-zij denken, aan sterke identificatie met de eigen groep, aan nationalistische symbolen. Er is een geringe neiging/vermogen tot zelfrelativering. Iemand die zelfverzekerd is, is bereid en in staat de eigen zekerheden te relativeren, ter discussie te stellen en eventueel bij te stellen. De manier van denken is flexibel, kritisch, onafhankelijk, meer wetenschappelijk. Zo iemand kan ertegen als er een grapje over hem wordt gemaakt en is in staat tot zelfrelativering. Angst bij anderen voor steunverlies versus straf Iemand met autoritair gezag zal anderen zijn denkkader dwingend willen opleggen verwijzend naar zijn hogere status. Afwijkend gedrag of een afwijkende mening wordt gecorrigeerd met behulp van strafmaatregelen tot de gewenste conformering is bereikt. De binding die hij met anderen aangaat is er een gebaseerd op angst voor straf. Iemand met natuurlijk gezag weet anderen het gevoel te geven dat hij voor hen een verrijking van hun denken en leven betekent. Voor zover de anderen angst ervaren is het angst de steun en aanwezigheid van zo’n waardevol iemand te verliezen. De binding komt niet tot stand vanuit externe dwang, maar vanuit interne motivatie. Conclusie Een autoritair opvoedingssysteem genereert onzekere mensen met weinig sociaal-emotionele vaardigheden. Als onzekere mensen in een machtspositie, bijvoorbeeld als opvoeder, terecht komen, zullen ze op hun beurt op autoritaire wijze hun onzekerheid en gebrekkige sociaal-emotionele vaardigheden uitleven en doorgeven. Om natuurlijk gezag te verwerven is het noodzakelijk dat men in zijn opvoeding heeft geleerd de eigen gedachten, gevoelens en wensen te uiten in gelijkwaardige relatie tot die van anderen, en daardoor een eigen identiteit en zelfbewustzijn heeft ontwikkeld. Vanuit die positie kan men waardevol zijn voor anderen, omdat men niet voortdurend is gefixeerd op handhaving van het eigen ik.