Voorwaarden voor vrede (deel 3)

Hoe de waanzin van geweld te beteugelen?

Onze geschiedenis en ons dagelijks leven worden doordrenkt met een cultuur van geweld. We ervaren het als onontkoombaar, vanzelfsprekend en zelfs als noodzakelijk. De weg naar een cultuur van geweldloosheid zal een lange en moeizame weg blijken. Misschien kan de menselijke samenleving nooit volledig geweldloos worden; misschien is in bepaalde gevallen geweld noodzakelijk. Wat we wel kunnen vaststellen is, dat het merendeel van het geweld niet noodzakelijk is en voor een deel gecreëerd wordt om machtspolitieke en/of economische redenen. Daar kunnen we op termijn vanaf, daar moeten we vanaf. Volgens mij is daar het volgende voor nodig:

  1. gebruik van geweld institutionaliseren
  2. afbouwen van de wapenindustrie als economische factor
  3. erkennen dat er verschillende waarheden naast elkaar bestaan
  4. pacifisme terugbrengen in de politiek
  5. een cultuur van geweldloosheid introduceren

Gebruik van geweld institutionaliseren

In zijn boek “Steunberen van de samenleving” beschrijft Kees Schuyt hoe de cultuur van eer- en bloedwraak is omgezet in een cultuur van een eerlijk en rechtvaardig strafproces. De rechter staat boven de partijen, doet aan hoor en wederhoor, weegt de argumenten volgens een rechtssysteem en zoekt naar een rechtvaardige oplossing voor een conflict of legt een gepaste straf op. In Nederland zijn justitie en politie aangesteld via een democratisch proces en worden ook gecontroleerd opdat zij hun onafhankelijke en rechtvaardige taak volvoeren. Alleen de politie is gerechtigd geweld te gebruiken volgens strakke voorschriften; gewone burgers mogen geen wapens bezitten of gebruiken. Een dergelijk systeem is in Nederland relatief hoog ontwikkeld; in andere landen is dat vaak minder het geval. Eigenlijk zou er boven de staten ook een onafhankelijk, democratisch gekozen en gecontroleerd instituut van politie en justitie moeten zijn dat in conflicten tussen staten een rechtvaardige oplossing kan zoeken en die bindend kan opleggen. De Verenigde Naties zouden zo’n systeem kunnen belichamen, zij het dat de huidige UNO niet bepaald onafhankelijk kan opereren in die zin dat nationale belangen van sterke landen het beleid van de UNO sterk beïnvloeden. Hierdoor geniet de UNO nog te weinig legitimiteit en heeft ze nog te weinig invloed. Alleen de UNO zou het recht moeten hebben tot gewelddadig ingrijpen als dat noodzakelijk is, en zeker niet individuele staten of bondgenootschappen van staten.

Afbouwen van de wapenindustrie als economische factor

Voor ordehandhaving en het beslechten van conflicten zullen altijd wel wapens nodig blijven. De wapenproductie zou echter onder toezicht van de UNO moeten worden geplaatst en moeten worden losgekoppeld van de economie, zodat er met wapenproductie geen handel is te drijven en geen winst kan worden gemaakt. Het in stand houden van de wapenindustrie ten behoeve van de werkgelegenheid of de economische groei berust op drogredenen. Er is genoeg werk te creëren en geld te verdienen in productie en ontwikkeling van schone energie, in voedselproductie, in drinkwatervoorzieningen, etc.

Erkennen dat er verschillende waarheden naast elkaar bestaan

Vanuit eigen belang wordt de eigen waarheid altijd als enige waarheid gezien en de door de “vijand” naar voren gebrachte “waarheid” als leugen. Er bestaan in het leven geen absolute waarheden; er bestaan verschillende waarheden naast elkaar die elk tot op zekere hoogte waar zijn. In bijv. het Israelisch-Palestijns conflict is het waar dat de Joden na de Holocaust recht hebben op een veilige plaats om te leven en dat ze van oudsher hun wortels hebben in het grondgebied dat Israel/Palestina heet. Het is ook waar dat, toen de Joden zich in Israel vestigden, op die plaats Palestijnen woonden die recht hebben op hun eigen land en ook in dat gebied hun wortels hebben. Zolang deze conflicterende waarheden niet wederzijds worden erkend, zal de ene partij vanuit zijn eigen gelijk het gelijk van de andere partij blijven bestrijden. Naarmate daar vaker geweld bij wordt gebruikt, zal het gevoel van het eigen gelijk en het ongelijk van de ander verder versterkt worden. De enige uitweg is stoppen met alle geweld, met elkaar praten, elkaars waarheid erkennen en overleggen hoe een rechtvaardige verdeling mogelijk is onder leiding van een onafhankelijke derde partij die de status heeft als rechter te kunnen fungeren. Voor die positie komen in ieder geval niet de USA, Nederland, Iran en Syrië in aanmerking, om een paar voorbeelden te noemen.

Pacifisme terugbrengen in de politiek

Het is verbijsterend dat het pacifisme door geen enkele politieke partij in Nederland in het programma is opgenomen. Zo is het ook verbijsterend dat door Nederland na de “pacificatie” in de koloniën, na de “politionele acties”, na het debacle in Bosnië, na de valse voorwendsels waarmee aan de Irak-oorlogen werd deelgenomen, weer ijverig een “vredesmissie” naar Afghanistan is gezonden die ,tegen de belofte in, ook is verlengd. De “nobele”motieven worden onderschreven, de kritische onderzoeken geblokkeerd. Welke politieke partij durft radicaal te breken met deze geweldscultuur, ingegeven door economische en andere oneigenlijke motieven (werkgelegenheid, economische groei, olietoevoer zeker stellen, USA te vriend houden uit angst voor economische maatregelen, en in de Hoop op mooie baantjes)?

Een cultuur van geweldloosheid introduceren

De cultuur van geweldloosheid begint in de opvoeding door de ouders en door de leerkrachten op school. Als ouders en leerkrachten zelf hun kinderen zonder gebruik van geweld opvoeden en ook systematisch verhinderen dat kinderen onderling geweld gebruiken, zal geweld voor kinderen minder vanzelfsprekend zijn. De ouders en leerkrachten kunnen kinderen bovendien leren hoe ze hun conflicten kunnen uitpraten, dat er twee waarheden kunnen zijn en hoe je door afspraken en compromissen conflicten kunt oplossen. Ouders en leerkrachten fungeren dan als trainers van conflictregulatiemethoden, als rechters en als bewakers. Kinderen leren dan alternatieven voor slaan, schoppen, schelden, pesten etc. Zonder actieve begeleiding in deze alternatieven vervallen kinderen snel in primitief, machteloos, gelijkhebberig geweld.

Stellingen

Alleen de UNO zou het recht moeten hebben tot gewelddadig ingrijpen als dat noodzakelijk is, en zeker niet individuele staten of bondgenootschappen van staten. Er bestaan geen goede of slechte mensen: Blijkens het gehoorzaamheidsexperiment van Milgram schuilt er in ieder mens een potentiële kampbeul. Ieder mens heeft het in zich een goed mens te zijn. Leiderschap is een verantwoordelijke rol; een leider dient kritisch te worden gevolgd; ieder die een leider toejuicht, vergroot de kans op machtsmisbruik. Naast het kiezen van een leider moet de mens vooral een integer, onafhankelijk denkend en transparant controlesysteem creëren om de leider te controleren. Het huidige parlement vervult die rol onvoldoende: De parlementariërs oordelen niet onafhankelijk, laten zich verblinden door de drogredenen van de leider en/of hebben zelf machtseconomische belangen. Een onafhankelijke journalistiek is onontbeerlijk om hoor en wederhoor te plegen, argumenten en tegenargumenten tegenover elkaar te blijven zetten. De eigen mening van de journalist is irrelevant; hij moet vooral zijn vak goed uitoefenen. De journalisten zijn voor het grootste deel niet onafhankelijk en primair gezagsgetrouw in hun berichtgeving; sommigen bezwijken onder hun eigen gewichtigheid. Ouders en leerkrachten hebben de plicht actief te voorkomen dat kinderen hun conflicten met geweld oplossen en de taak vormen van geweldloze conflictoplossing actief aan te leren, waarbij ze natuurlijk zelf het goede voorbeeld moeten geven.

John Zant

Gepubliceerd in het VredesMagazine 2009 nr. 3, p. 16-17.

Gesprek met Prof. Rob de Wijk

Gesprek met Prof. Rob de Wijk Inleiding

Het Humanistisch Vredes Beraad (HVB) wil gesprekken voeren met wetenschappers in Nederland over onderzoek naar de legitimiteit en de effectiviteit van de inzet van Nederlandse soldaten in internationale conflicten. Prof. Rob de Wijk (1954) studeerde geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hij promoveerde op een proefschrift over de militaire strategie van de NAVO. Hij is directeur van het Den Haag Centrum voor Strategische Studies (HCSS). Hij is hoogleraar Internationale Betrekkingen aan de Universiteit Leiden. Van 1999-2008 was hij hoogleraar aan de Nederlandse Defensie Academie. Van 2000-2003 was hij directeur van het onderzoekscentrum van de Koninklijke Militaire Academie (KMA) te Breda. Hij adviseerde als Hoofd Defensie Concepten van het Ministerie van Defensie de Chef van de Defensiestaf. Daarnaast heeft hij vele adviesfuncties in binnen- en buitenland. Hij is een veelgevraagd commentator op gebied van veiligheidsvraagstukken en schrijft een wekelijkse column in Trouw. Tijdens ons gesprek verwijst hij naar zijn boek ‘The art of military coercion’ (Amsterdam: Mets & Schilt, 2005).

“Gesprek met Prof. Rob de Wijk” verder lezen