Cyclus: Angst, macht en geweld

John Zant (1948) is, na een loopbaan als psycholoog in een revalidatiecentrum, actief op gebied van vredeseducatie. Hij sluit zich aan bij het Humanistisch Vredes Beraad (HVB), wordt lid van de werkgroep Vrede en Veiligheid van Groen Links, wordt ambassadeur voor de Vreedzame School en publiceert artikelen over vredeseducatie waaronder de cyclus “Angst, macht en geweld”. De motivatie hiervoor wordt gevormd door zijn verbijstering dat gewone vredelievende mensen al eeuwen achtereen en iedere keer weer schijnbaar zonder van het verleden te leren, door hun leiders kunnen worden geprogrammeerd tot moordmachines. De cyclus is een zoektocht naar de ingrediënten van de methodologie van het geregisseerde geweld.

De cyclus bestaat uit drie delen en is in drie opeenvolgende nummers van het VredesMagazine verschenen:

1. Angst en macht

2. Geweld en economie

3. Voorwaarden voor vrede

Angst en macht (deel 1)

Angst en geruststelling

Iemand die zich angstig en onzeker voelt zoekt houvast. Iemand die houvast biedt aan angstigen en onzekeren zal steun oogsten; geloof, hoop en liefde worden betuigd door degenen die gerustgesteld zijn of denken te worden aan mensen die weten te overtuigen als houvast, redder, probleemoplosser, angstbeteugelaar, etc.

Waar zijn mensen zoal bang voor? Mensen zijn vooral bang voor verschijnselen die hen mogelijk kwaad kunnen doen en die ze niet kunnen begrijpen, hanteren of voorspellen, zodat ze niet in staat zijn het kwaad te voorkomen, af te weren en te beëindigen.

Angst en goden

De primitieve mensen waren bang voor alle natuurkrachten die ze niet begrepen en die zomaar ziekte, dood en verderf konden zaaien. Van die ongrijpbare dreigingen probeerden ze zich een voorstelling te maken en ze probeerden manieren te zoeken waarmee ze meer grip op die verschijnselen konden krijgen. Dat deden ze enerzijds door kennis te vergaren omtrent de voorspelbaarheid en het systeem in die verschijnselen en anderzijds, voor zover de kennis tekort schoot, veronderstellingen te maken. Ze ontwikkelden een soort theorie over de bedreigende verschijnselen gebaseerd op een mengeling van kennis en veronderstellingen. Hoe groter het ingeschatte risico door de dreiging te worden getroffen, des te groter de angst en des te sterker de neiging om de veronderstellingen voor waar aan te nemen. Bij gebrek aan kennis kan een mens zich in tijd van nood beter vastklampen aan een geloofwaardige veronderstelling dan aan niets. De primitieve mensen veronderstelden dat goden de drijvende krachten waren achter allerlei onvoorspelbare en dreigende natuurverschijnselen. Ze gingen pogingen doen die krachten te bezweren door de goden gunstig te stemmen met allerlei offers en rituelen. 

Angst en leiders

Wat angstige mensen vooral ook doen is houvast zoeken bij elkaar. Het is in zekere mate geruststellend dat een ander mens dezelfde angsten heeft als jij en het is handig samen middelen te bedenken hoe je het gevaar kunt bezweren. In contacten met andere mensen leert een mens te profiteren van reeds bestaande, opgebouwde kennis. Er zijn ook mensen die zich onderscheiden in de mate waarin zij kennis hebben vergaard en verbanden kunnen leggen tussen diverse kenniselementen. Zulke wijze mensen verwierven hiermee een zekere autoriteit en het verschaft een relatief gevoel van veiligheid je te verlaten op het oordeel van die wijze mensen. Nog prettiger is het als je de totale angstbezwering aan de wijze autoriteiten kunt delegeren, dat geeft een opgelucht gevoel in de zin dat je verantwoordelijkheid kunt overdragen aan de autoriteit. Het heeft ook het grote voordeel dat, als de dreiging weer eens pijnlijk toeslaat, je degene die je met gedelegeerde verantwoordelijkheid hebt bekleed, de schuld kunt geven. Het pleit jezelf in ieder geval vrij, want als de autoriteit de dreiging al niet kan afwenden wat had jij dan kunnen uitrichten als schamele nonautoriteit.

Autoriteit en prijs

Voor niets gaat de zon op; goede raad is duur. De wijze autoriteit wil zijn kennis en inzichten ter beschikking stellen aan anderen en wil ook wel de gedelegeerde verantwoordelijkheid van anderen op zich nemen en misschien zelfs bij niet succesvol afgeweerde dreiging de verantwoordelijkheid van de kwade gevolgen op zich nemen, maar daar moet dan wel iets tegenover staan. Om zijn rol als autoriteit goed te kunnen vervullen wil hij vrijwaring van andere taken en plichten, en wil hij extra faciliteiten en hulpmiddelen. Het gewone volk is daartoe gaarne bereid, want het bezweren van je eigen angst is een flinke investering waard. En zo is daar een autoriteit bekleed met status en macht, en voorzien van faciliteiten en hulpmiddelen. Daarmee is het behalve een door de verantwoordelijkheid zware positie ook een aantrekkelijke positie: status, macht, ontslagen van allerlei taken en plichten, extra faciliteiten en hulpmiddelen.

Autoriteit en legitimiteit

De autoriteit kent drie soorten problemen: 1. Omdat niets menselijks hem vreemd is, zal hij de neiging hebben om in de verhouding tussen enerzijds te dragen verantwoordelijkheid en anderzijds status, macht, etc. het zwaartepunt zoveel mogelijk bij het laatste te leggen en te trachten zoveel mogelijk verantwoordelijkheid vooral op de schouders van anderen te laden, zeker als het kwaad weer eens met pijnlijke gevolgen heeft toegeslagen. Dus wel de lusten en liefst niet de lasten; zondebokken zijn welkom. 2. Natuurlijk zijn er meer mensen die met begerige ogen kijken naar de bevoorrechte positie van de autoriteit, waarbij ze uiteraard ook veel meer de lusten dan de lasten op het oog hebben. Sommigen zullen omdat ze zelf de positie van autoriteit ambiëren, de positie van de autoriteit proberen aan te vechten door aan te tonen dat je zelf meer kwaliteit in huis hebt als het gaat om inzicht en probleemoplossend vermogen. Anderen zullen de autoriteit doelbewust in een negatief daglicht proberen te plaatsen. Dus goedschiks of kwaadschiks wordt de legitimiteit van de autoriteit ter discussie gesteld. 3. Het verwerven van autoriteit is een hele kunst, het handhaven ervan zo mogelijk een nog grotere. Je hebt weliswaar je autoriteit verworven door je kennis en je inzicht hoe het kwaad te bezweren. Autoriteit blijft echter mensenwerk en dus zullen de kennis en inzichten nooit zo volledig zijn dat alle kwaad is doorgrond en adequaat bestreden of voorkomen. De autoriteit heeft lang niet alle pasklare antwoorden op alle dreigende gevaren en dat maakt de autoriteit kwetsbaar.

Autoriteit en verabsolutering

Het tekort aan kennis, inzicht en probleemoplossend vermogen kan een autoriteit ertoe brengen zijn positie te beschermen door de leemten te vullen met veronderstellingen en die te presenteren als zekerheden en te eisen dat de volgelingen die ook als zekerheden accepteren (een soort blufpoker). Uit eigen onzekerheid wordt de autoriteit autoritair en op dat moment gaat gelegitimeerde macht over in machtsmisbruik. Bij machtsmisbruik worden veronderstellingen geponeerd als zekerheden uit eigen belang. De waarheid, waarbij het onderscheid tussen bewezen kennis en veronderstelling nauwgezet wordt gemaakt, wordt gemanipuleerd. Misinformatie wordt als feit gepresenteerd om de belangen van de autoriteit te dienen in plaats van het algemeen belang waartoe de gedelegeerde autoriteit was aangesteld.

Autoriteit en machtsmisbruik

Het is zeer de vraag of een autoriteit die zich uitsluitend baseert op ware kennis en eerlijkheid betracht omtrent de leemtes daarin, zich zal kunnen handhaven, terwijl zijn concurrenten zich van niet integere middelen bedienen om de autoriteit in diskrediet te brengen en hun eigen “autoriteit” in een gunstig daglicht te plaatsen. Mahatma Gandhi was misschien zo’n integere uitzondering. Waarschijnlijk is het zo dat het verwerven en handhaven van autoriteit niet zonder het manipuleren van informatie kan met alle gradaties van reclame maken, uitvergroting, halve waarheid, leugentjes om bestwil tot grootschalig bedrog.

Religieuze en profane autoriteit

In het bovenstaande is nog geen onderscheid gemaakt tussen het bovenaardse kwaad en het aardse kwaad, tussen autoriteit zijn op gebied van bovenmenselijke fenomenen en op gebied van menselijke alledaagse problemen; je kunt autoriteit zijn omdat je het kwaad der goden kunt bezweren of omdat je goed ruzies kunt beslechten of een goede jacht organiseren. Bij primitieve volkeren liggen deze beide vormen van autoriteit nog niet ver van elkaar, maar gaandeweg komt er een onderscheid tussen geestelijke en wereldlijke autoriteit. Tegenwoordig is dit onderscheid in de ene maatschappij strikter en consequenter doorgevoerd dan in de andere. Maar of het nu geestelijk leiders met hun religies betreft of wereldlijk leiders met hun politieke ideologieën, de bovenbeschreven stellingen met betrekking tot het verwerven en handhaven van autoriteit zijn in beide gevallen volledig van toepassing.

Angst en manipulatie

Als je weet dat bange en onzekere mensen de neiging hebben houvast te zoeken bij een autoriteit, hoe kun je deze kennis dan systematisch aanwenden voor eigen belang of voor jouw belangengroep? Je kunt als belanghebbende afwachten tot mensen voldoende bang worden en hopen dat ze jou zullen kiezen als hun redder in de nood, maar je kunt het noodlot natuurlijk ook een handje helpen door niet te wachten tot de angst ontstaat, maar door die angst zelf te creëren en je vervolgens op te werpen als de redder in deze (zelf gecreëerde) nood. Zo hebben geestelijk leiders hel en verdoemenis bedacht en ook de duivel, en hebben ze de gelovige voorgehouden dat als hij maar doet wat zij zeggen, de hemel wacht en misschien zelfs het aards paradijs. De massa, mits bang genoeg, bleek bereid grote sommen gelds af te staan aan de geestelijk leiders en was bereid met concurrerende groepen de strijd aan te gaan en desnoods het eigen leven te offeren. Zo hebben de wereldlijk leiders de “vijand” bedacht, een rol die afhankelijk van de gekozen ideologie nu eens met jood werd aangeduid door het nazisme, dan weer met kapitalist door het marxisme, en dan weer met communist, moslim-fundamentalist of terrorist door de zogenaamde vrije westerse democratie.

Ik en mijn vijand

Wie is mijn vijand? Mijn vijand is degene die mij of mijn dierbaren opzettelijk letsel toebrengt of dreigt toe te brengen; het is ook degene die de persoonlijke levenssfeer van mij of van mijn dierbaren schaadt of dreigt te schaden, waarbij levenssfeer zoiets is als vrijheid van denken spreken en handelen (met de aantekening dat mijn vrijheid niet ten koste van die van een ander zou moeten gaan). Ik en mijn dierbaren vormen een wij-groep in engere zin: wij hebben een persoonlijke, emotionele band met elkaar. Er zijn ook wij-groepen in ruimere zin: buurtgenoten, clubgenoten, collega’s, stadgenoten, landgenoten. Zijn degenen die een van mijn wij-groepsleden in ruimere zin belagen, ook mijn vijanden? In mijn gevoel niet. Maar ik weet dat veel anderen daar andere gevoelens bij hebben dan ik. Wel vind ik dat daar door het door mij gekozen gezag tegen opgetreden dient te worden, waarbij het gezag een op goede rechtsbeginselen georganiseerde en gecontroleerde organisatie (politie) is/moet zijn. Zijn degenen die door mij gekozen vertegenwoordigers belagen, mijn vijand? In zekere zin wel, als direct of indirect de levenssfeer van mij en mijn dierbaren bedreigd wordt. Als een gek onze minister-president vermoordt, beschouw ik die niet als vijand. Als een leider van een ander land de opdrachtgever is van een aanslag met als doel de samenleving te destabiliseren, dan beschouw ik de opdrachtgever als vijand, meer nog dan de dader zelf. Zijn de soldaten van een vijandelijk leger mijn vijand? De meeste mensen zullen volmondig met ja antwoorden. Ik twijfel. Natuurlijk is degene die een geweer op mij richt mijn vijand. Maar stel, dat zijn leider en mijn leider ruzie hebben en hebben besloten die met een oorlog uit te vechten. Ik lig in de ene loopgraaf en de soldaat van de tegenpartij in de andere loopgraaf, zo’n 100 meter verderop. Ik heb nog nooit iemand gedood of willen doden; hij ook niet. We kennen elkaar niet en hebben elkaar nog nooit een strobreed in de weg gelegd. Moeten wij nu op elkaar gaan schieten? Ik gebruik hier het woord “wij” voor de vijandelijke soldaat en mijzelf; we zijn lotgenoten die met angst en vreze huis en haard hebben verlaten omdat we de opdracht hebben gekregen de ruzie tussen onze leiders door middel van een oorlog uit te vechten. Wij hebben geen ruzie; we zijn eigenlijk geen vijanden van elkaar. Toch schiet ik misschien, ook al doe ik dat liever niet, uit angst dat de ander misschien schiet, ook uit angst; dan kun je maar beter het eerst schieten en schiet je iemand neer die je niet kent en die je nooit kwaad heeft gedaan, of je treft toevallig een voorbij lopende vrouw met kind, en dat heet dan “collateral damage”. Hoe kun je jezelf nog recht in de ogen kijken als je geschoten hebt op mensen die je niet kent en die je nooit iets misdaan hebben, maar die je leider “vijanden” noemt? Misschien is de werkelijke vijand niet die bange onbekende soldaat in die andere loopgraaf, maar is mijn echte vijand degene die mij beveelt op een onschuldige medemens te schieten en is zijn echte vijand degene die hem beveelt op mij te schieten.

Stellingen

Je grootste vijand is niet de benoemde vijand, maar je eigen leider die een door hem benoemde vijand de oorlog verklaart. Als alle soldaten in plaats van te schieten op de benoemde vijand hun eigen leider arresteren, is er nooit meer oorlog. Oorlog lijkt binnen het door de leider gepresenteerde denkkader misschien de enige oplossing, maar dat is niet zo, zelfs als de voordelen op de korte termijn evident zijn, want op de lange termijn zijn er alleen maar verliezen. Oorlog heeft alles te maken met macht en geld van een machtselite en heeft niets te maken met idealen en hogere waarden, bijvoorbeeld: Nederland stuurt troepen naar Afghanistan met als officiële reden dat je die mensen daar niet aan hun lot kunt overlaten. Zo zijn er nog 1000 gebieden op aarde waar je de mensen niet aan hun lot kunt overlaten, maar die liggen toevallig niet onder het machts-economisch vergrootglas van de USA.

John Zant

Gepubliceerd in het VredesMagazine 2009 nr. 1, p. 26-29.

Geweld en economie (deel 2)

“Hoezo zinloos geweld? Denken we dan nog steeds dat er ook zinvol geweld bestaat?” – Rudy Kousbroek

“De sterkste is nooit sterk genoeg om de baas te zijn, tenzij hij kracht in recht vertaalt en gehoorzaamheid in plicht” – Jean Jacques Rousseau

Welk geweld is legitiem?

De vraag welk geweld legitiem is, is een verkeerde vraag om mee te beginnen. De bekende pedagogische truc bij kinderen die niet willen eten, is vooral niet de vraag te stellen of je wel of niet wilt eten, maar meteen te vragen “je mag kiezen, wil je worteltjes of spinazie?” De kans dat kinderen gaan kiezen, en dus gaan eten, is daarmee vergroot. We moeten de discussie dus niet beginnen met keuzes over welk soort wapens wel en niet mag, en of een preventieve oorlog of een vrijheidsoorlog nu wel of niet mag, etc., maar met de vraag of het überhaupt legitiem en zinvol is geweld te gebruiken. Sinds eeuwen is de mens opgegroeid in een cultuur waarin geweld gewoon was/is; we kunnen ons daaraan nauwelijks ontworstelen.

Wat heeft geweld opgeleverd?

Van de geschiedenislessen op school is mij vooral de eindeloze reeks conflicten en oorlogen bijgebleven, met bijbehorende jaartallen, oorzaak en aanleiding. Wie het boek “In Europa” leest van Geert Mak klimt over miljoenen doden heen. Al lezend overweldigt je de waanzin van al dat geweld. Je vraagt je af hoe gewone burgers, die het liefst rustig en vredig willen leven, iedere keer weer zodanig door hun leider kunnen worden opgeladen, dat ze uit naam van een of andere god, ideologie of vermeend onrecht weer verworden tot moordmachines tegen andere gewone mensen die door je eigen leider tot “vijand” zijn benoemd. Het gebruik van geweld door de eeuwen heen heeft er in ieder geval niet toe geleid dat geweld met succes is uitgebannen, terwijl dat bij aanvang van elke oorlog wel steeds door de leider wordt beloofd.

Oorlog en nog eens oorlog

Beschaafde mensen moeten in staat geacht worden zelfs de meest ingewikkelde tegenstellingen met praten en compromissen te kunnen oplossen, als ze dat willen. Echter, het zijn machts-economische elites die er wel bij denken te varen als de tegenstellingen met oorlog worden aangepakt: het draaiende houden van de lucratieve oorlogsindustrie (Nederland is het 5e wapenexporterende land ter wereld ad 1,2 miljard euro in 2005), het beheersen van de fossiele energiebronnen of het stillen van megalomane machtshonger. Het volk is gemakkelijk angstig te maken met uit zijn verband gerukte, verzonnen of geënsceneerde dreigende gebeurtenissen en is vanuit die aangewakkerde angst binnen de door de leider benoemde hogere waarden (op zogenaamd religieuze, ideologische en humanitaire gronden) gemakkelijk tot de tunnelvisie te brengen dat oorlog de enige oplossing is en dat het volk vooral achter de leider moet gaan staan. En daar staan ze dan met trillende stem van emotie te zingen “den vaderland getrouwe blijf ik tot in den doet”. Na de oorlog worden er jaarlijks herdenkingen gehouden waarin met van emotie trillende stem iedere keer opnieuw wordt geroepen “dat nooit weer”, om de herdenking weer te eindigen met het gezang waarin men alweer in dezelfde emotie door zingt: “den vaderland getrouwe blijf ik tot in den doet”. Leren de mensen het dan nooit?

Bevrijders en bezetters

Hitler en consorten hitsten talrijke Duitse mensen op om andere landen oorlogszuchtig binnen te vallen waarbij allerlei gruwelijkheden zijn bedreven. Over het algemeen overheerst de dankbaarheid jegens de geallieerden vanwege de bevrijding van het nazi-juk; anderzijds hebben onze bevrijders misschien net zoveel burgers als vijandelijke soldaten gedood; ze meenden ook Dresden te moeten platgooien en meenden ook atoombommen te moeten gooien: vele duizenden burgerdoden. Zo iets mag vooral geen genocide heten. Maar het zijn toch de Duitsers geweest die andere landen binnenvielen en de Joden hebben weggevoerd en gedood? Laten we daarbij niet vergeten de passiviteit en de coöperatie waarmee de landgenoten van deze Joden de Duitsers hun genocide lieten volvoeren. En laten we niet vergeten al die bedrijven die goede zaken bleven doen met nazi-Duitsland, en ook niet de rol van de USA en het Vaticaan bij de “deportatie”van de Duitse oorlogsmisdadigers naar Zuid-Amerika. We weten niet wat er zonder interventie van de bevrijders zou zijn gebeurd. De gewone mensen zouden na verloop van tijd misschien toch oorlogsmoe geworden zijn en zich tegen hun voorheen aanbeden leiders keren. Zie wat er met de Amerikaanse presidenten gebeurt en gebeurd is in de huidige Irak-oorlog en in de Vietnam-oorlog. Misschien hadden de gewone mensen van de nood een deugd gemaakt en was er al lang een Europese Unie geweest, het nationalisme beu van de oorlogszuchtige leiders, terwijl we nu nog steeds worstelen met de door de huidige leiders zorgvuldig gekoesterde nationaal-chauvinistische xenofobieën.

Leugens en “dubbelspraak”

De mythe van het goede versus het kwade blijft gretig aftrek vinden, terwijl de werkelijkheid altijd veel ingewikkelder is. Saddam werd door de Westerse landen jarenlang van wapens voorzien tegen de dreiging van Iran (en de dreiging van Russische invloed op de oliebronnen), maar moest bestreden worden omdat hij al Qaida steunde en over massavernietigingswapens beschikte. Het feit dat alom duidelijk is dat het de Westerse landen alleen om invloed op de olie gaat, en dat steeds meer drogredenen worden ontmaskerd, heeft echter nauwelijks verandering in het beleid tot gevolg. Nederland doet weer ijverig mee aan een “vredesmissie” in Afghanistan. De strategische en economische belangen worden weer keurig verpakt in een nobel doel, want je kunt die arme Afghanen toch niet aan hun lot overlaten. Zo zijn er nog 1000 gebieden op aarde waar je de mensen niet aan hun lot kunt overlaten, maar die liggen toevallig niet onder het machts-economisch vergrootglas van de USA. In zijn boek “1984” beschrijft George Orwell het fenomeen van de “dubbelspraak”: termen met een positieve betekenis worden toegepast om onderdrukkende maatregelen te rationaliseren, zodat ze in de praktijk het omgekeerde gaan betekenen. De huidige Westerse, oorlogszuchtige leiders maken gretig gebruik van “dubbelspraak”: het brengen van democratie, enduring freedom, vredesmissie, bestrijding van het Kwaad, zelfverdediging, preventieve actie, peace process, etc. Hoe durft de Nederlandse regering bij de Dodenherdenking op 5 mei te beweren dat herdenken belangrijk is om te voorkomen dat de gruwelijkheden van de oorlog weer zullen gebeuren, terwijl in diezelfde toespraak de “vredesmissie” in Afghanistan wordt toegejuicht. Een handjevol omgekomen Nederlandse soldaten brengt het hele land tot terechte ontroering en medeleven, terwijl de vele burgerdoden daar, het materiele verlies en de emotionele ontwrichting slechts “collateral damage” zijn. Waarom zou ons bloed bloed zijn en hun bloed water?

Wapenindustrie en zelfverdediging

Het produceren van wapens wordt gelegitimeerd door het recht van zelfverdediging. Het recht van zelfverdediging wordt steeds ruimer gedefinieerd: van persoonlijke zelfverdediging, naar landsverdediging, naar verdediging van bondgenoten, naar verdediging van vitale economische belangen elders tot preventieve aanvallen ter verdediging. Want wapenindustrie is gewoon handel: Er moet winst gemaakt worden, het marktaandeel moet vergroot worden, de afname van producten moet bevorderd worden, etc. Als er overal vrede is, stort de wapenindustrie in en dus storten ook alle economieën in van landen die afhankelijk zijn van de wapenindustrie, zoals USA, Rusland, Duitsland, Frankrijk, Nederland, Engeland, Italië, Spanje, China en Zweden om de toptien van wapenexporterende landen in 2006 maar even op te sommen (Volkskrant dec. 2007). De oorlog in Irak voorkomt dat de USA in een recessie duikelt. Een stijging van 6% van de Amerikaanse defensie-uitgaven verklaart 0,3% van de Amerikaanse economie. In het eerste kwartaal van 2008 stegen de defensie-uitgaven naar 697 miljard dollar (Volkskrant april 2008). Om te voorkomen dat deze belangrijke steunpilaar van de economie wegvalt, zal er dus oorlog moeten zijn. Dat houdt in dat, als er geen oorlog is, die gecreëerd moet worden. En dat gebeurt iedere keer volgens hetzelfde stramien:

  1. benoem een vijand (bijv. communisten of moslimextremisten waarbij je de toevoeging extremisten al snel kunt weglaten om meer vijanden te hebben)
  2. maak het volk bang voor de gekozen “vijand” (van diaboliseren tot geënsceneerde aanslagen)
  3. beroep je op grootse waarden van religieuze, ideologische of humanitaire aard (leugens en/of “dubbelspraak”)
  4. breng het volk tot de tunnelvisie dat gewapend ingrijpen de enige oplossing is
  5. zet bondgenoten onder druk om mee te doen (wie niet met mij is, is tegen mij)

En de kassa kan blijven rinkelen.

Hoe meer wapens des te meer geweld

De geschiedenis leert dat het gebruik van geweld het geweld niet heeft doen afnemen, maar in omvang doet toenemen. De aanwezigheid van wapens doet het gebruik ervan toenemen. In de USA mogen burgers zich bewapenen ter zelfverdediging. Het gevolg is dat de USA het hoogste percentage moorden kent van burgers onderling. Er worden regimes in het zadel geholpen en gehouden om een land economisch te exploiteren. Het regime wordt van wapens voorzien om het volk te kunnen onderdrukken. Als het volk in opstand komt, wordt het volk ook van wapens voorzien. Als daardoor de economische belangen in gevaar komen, moet er militair ingegrepen worden door de exploitant. De wapenindustrie is “onpartijdig” zolang de kassa maar rinkelt.

Stellingen

De vraag stellen welk geweld legitiem is, betekent geweld accepteren. Elke gewonnen oorlog is een Pyrrusoverwinning. Oorlog heeft alles te maken met macht en geld van een machtselite en heeft niets te maken met idealen en hogere waarden Wet van behoud van geweld: ieder geweld roept de weerstand op die vroeg of laat leidt tot het volgende geweld. Wie op bevel schiet op een persoon die je nooit iets heeft misdaan, maar die tot vijand is benoemd, is een misdadiger. De wroeging die de meeste soldaten na de oorlog ervaren, bewijst dat ze dat zelf ook zo zien. Wie gelooft in een vredesoorlog, gelooft ook dat zwart wit is. Zolang de wapenindustrie winst moet maken, zal er oorlog zijn.

John Zant

Gepubliceerd in het VredesMagazine 2009, nr. 2, p. 12-14.

Voorwaarden voor vrede (deel 3)

Hoe de waanzin van geweld te beteugelen?

Onze geschiedenis en ons dagelijks leven worden doordrenkt met een cultuur van geweld. We ervaren het als onontkoombaar, vanzelfsprekend en zelfs als noodzakelijk. De weg naar een cultuur van geweldloosheid zal een lange en moeizame weg blijken. Misschien kan de menselijke samenleving nooit volledig geweldloos worden; misschien is in bepaalde gevallen geweld noodzakelijk. Wat we wel kunnen vaststellen is, dat het merendeel van het geweld niet noodzakelijk is en voor een deel gecreëerd wordt om machtspolitieke en/of economische redenen. Daar kunnen we op termijn vanaf, daar moeten we vanaf. Volgens mij is daar het volgende voor nodig:

  1. gebruik van geweld institutionaliseren
  2. afbouwen van de wapenindustrie als economische factor
  3. erkennen dat er verschillende waarheden naast elkaar bestaan
  4. pacifisme terugbrengen in de politiek
  5. een cultuur van geweldloosheid introduceren

Gebruik van geweld institutionaliseren

In zijn boek “Steunberen van de samenleving” beschrijft Kees Schuyt hoe de cultuur van eer- en bloedwraak is omgezet in een cultuur van een eerlijk en rechtvaardig strafproces. De rechter staat boven de partijen, doet aan hoor en wederhoor, weegt de argumenten volgens een rechtssysteem en zoekt naar een rechtvaardige oplossing voor een conflict of legt een gepaste straf op. In Nederland zijn justitie en politie aangesteld via een democratisch proces en worden ook gecontroleerd opdat zij hun onafhankelijke en rechtvaardige taak volvoeren. Alleen de politie is gerechtigd geweld te gebruiken volgens strakke voorschriften; gewone burgers mogen geen wapens bezitten of gebruiken. Een dergelijk systeem is in Nederland relatief hoog ontwikkeld; in andere landen is dat vaak minder het geval. Eigenlijk zou er boven de staten ook een onafhankelijk, democratisch gekozen en gecontroleerd instituut van politie en justitie moeten zijn dat in conflicten tussen staten een rechtvaardige oplossing kan zoeken en die bindend kan opleggen. De Verenigde Naties zouden zo’n systeem kunnen belichamen, zij het dat de huidige UNO niet bepaald onafhankelijk kan opereren in die zin dat nationale belangen van sterke landen het beleid van de UNO sterk beïnvloeden. Hierdoor geniet de UNO nog te weinig legitimiteit en heeft ze nog te weinig invloed. Alleen de UNO zou het recht moeten hebben tot gewelddadig ingrijpen als dat noodzakelijk is, en zeker niet individuele staten of bondgenootschappen van staten.

Afbouwen van de wapenindustrie als economische factor

Voor ordehandhaving en het beslechten van conflicten zullen altijd wel wapens nodig blijven. De wapenproductie zou echter onder toezicht van de UNO moeten worden geplaatst en moeten worden losgekoppeld van de economie, zodat er met wapenproductie geen handel is te drijven en geen winst kan worden gemaakt. Het in stand houden van de wapenindustrie ten behoeve van de werkgelegenheid of de economische groei berust op drogredenen. Er is genoeg werk te creëren en geld te verdienen in productie en ontwikkeling van schone energie, in voedselproductie, in drinkwatervoorzieningen, etc.

Erkennen dat er verschillende waarheden naast elkaar bestaan

Vanuit eigen belang wordt de eigen waarheid altijd als enige waarheid gezien en de door de “vijand” naar voren gebrachte “waarheid” als leugen. Er bestaan in het leven geen absolute waarheden; er bestaan verschillende waarheden naast elkaar die elk tot op zekere hoogte waar zijn. In bijv. het Israelisch-Palestijns conflict is het waar dat de Joden na de Holocaust recht hebben op een veilige plaats om te leven en dat ze van oudsher hun wortels hebben in het grondgebied dat Israel/Palestina heet. Het is ook waar dat, toen de Joden zich in Israel vestigden, op die plaats Palestijnen woonden die recht hebben op hun eigen land en ook in dat gebied hun wortels hebben. Zolang deze conflicterende waarheden niet wederzijds worden erkend, zal de ene partij vanuit zijn eigen gelijk het gelijk van de andere partij blijven bestrijden. Naarmate daar vaker geweld bij wordt gebruikt, zal het gevoel van het eigen gelijk en het ongelijk van de ander verder versterkt worden. De enige uitweg is stoppen met alle geweld, met elkaar praten, elkaars waarheid erkennen en overleggen hoe een rechtvaardige verdeling mogelijk is onder leiding van een onafhankelijke derde partij die de status heeft als rechter te kunnen fungeren. Voor die positie komen in ieder geval niet de USA, Nederland, Iran en Syrië in aanmerking, om een paar voorbeelden te noemen.

Pacifisme terugbrengen in de politiek

Het is verbijsterend dat het pacifisme door geen enkele politieke partij in Nederland in het programma is opgenomen. Zo is het ook verbijsterend dat door Nederland na de “pacificatie” in de koloniën, na de “politionele acties”, na het debacle in Bosnië, na de valse voorwendsels waarmee aan de Irak-oorlogen werd deelgenomen, weer ijverig een “vredesmissie” naar Afghanistan is gezonden die ,tegen de belofte in, ook is verlengd. De “nobele”motieven worden onderschreven, de kritische onderzoeken geblokkeerd. Welke politieke partij durft radicaal te breken met deze geweldscultuur, ingegeven door economische en andere oneigenlijke motieven (werkgelegenheid, economische groei, olietoevoer zeker stellen, USA te vriend houden uit angst voor economische maatregelen, en in de Hoop op mooie baantjes)?

Een cultuur van geweldloosheid introduceren

De cultuur van geweldloosheid begint in de opvoeding door de ouders en door de leerkrachten op school. Als ouders en leerkrachten zelf hun kinderen zonder gebruik van geweld opvoeden en ook systematisch verhinderen dat kinderen onderling geweld gebruiken, zal geweld voor kinderen minder vanzelfsprekend zijn. De ouders en leerkrachten kunnen kinderen bovendien leren hoe ze hun conflicten kunnen uitpraten, dat er twee waarheden kunnen zijn en hoe je door afspraken en compromissen conflicten kunt oplossen. Ouders en leerkrachten fungeren dan als trainers van conflictregulatiemethoden, als rechters en als bewakers. Kinderen leren dan alternatieven voor slaan, schoppen, schelden, pesten etc. Zonder actieve begeleiding in deze alternatieven vervallen kinderen snel in primitief, machteloos, gelijkhebberig geweld.

Stellingen

Alleen de UNO zou het recht moeten hebben tot gewelddadig ingrijpen als dat noodzakelijk is, en zeker niet individuele staten of bondgenootschappen van staten. Er bestaan geen goede of slechte mensen: Blijkens het gehoorzaamheidsexperiment van Milgram schuilt er in ieder mens een potentiële kampbeul. Ieder mens heeft het in zich een goed mens te zijn. Leiderschap is een verantwoordelijke rol; een leider dient kritisch te worden gevolgd; ieder die een leider toejuicht, vergroot de kans op machtsmisbruik. Naast het kiezen van een leider moet de mens vooral een integer, onafhankelijk denkend en transparant controlesysteem creëren om de leider te controleren. Het huidige parlement vervult die rol onvoldoende: De parlementariërs oordelen niet onafhankelijk, laten zich verblinden door de drogredenen van de leider en/of hebben zelf machtseconomische belangen. Een onafhankelijke journalistiek is onontbeerlijk om hoor en wederhoor te plegen, argumenten en tegenargumenten tegenover elkaar te blijven zetten. De eigen mening van de journalist is irrelevant; hij moet vooral zijn vak goed uitoefenen. De journalisten zijn voor het grootste deel niet onafhankelijk en primair gezagsgetrouw in hun berichtgeving; sommigen bezwijken onder hun eigen gewichtigheid. Ouders en leerkrachten hebben de plicht actief te voorkomen dat kinderen hun conflicten met geweld oplossen en de taak vormen van geweldloze conflictoplossing actief aan te leren, waarbij ze natuurlijk zelf het goede voorbeeld moeten geven.

John Zant

Gepubliceerd in het VredesMagazine 2009 nr. 3, p. 16-17.

Gesprek met Prof. Rob de Wijk

Gesprek met Prof. Rob de Wijk Inleiding

Het Humanistisch Vredes Beraad (HVB) wil gesprekken voeren met wetenschappers in Nederland over onderzoek naar de legitimiteit en de effectiviteit van de inzet van Nederlandse soldaten in internationale conflicten. Prof. Rob de Wijk (1954) studeerde geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hij promoveerde op een proefschrift over de militaire strategie van de NAVO. Hij is directeur van het Den Haag Centrum voor Strategische Studies (HCSS). Hij is hoogleraar Internationale Betrekkingen aan de Universiteit Leiden. Van 1999-2008 was hij hoogleraar aan de Nederlandse Defensie Academie. Van 2000-2003 was hij directeur van het onderzoekscentrum van de Koninklijke Militaire Academie (KMA) te Breda. Hij adviseerde als Hoofd Defensie Concepten van het Ministerie van Defensie de Chef van de Defensiestaf. Daarnaast heeft hij vele adviesfuncties in binnen- en buitenland. Hij is een veelgevraagd commentator op gebied van veiligheidsvraagstukken en schrijft een wekelijkse column in Trouw. Tijdens ons gesprek verwijst hij naar zijn boek ‘The art of military coercion’ (Amsterdam: Mets & Schilt, 2005).

“Gesprek met Prof. Rob de Wijk” verder lezen