Stellingen over sociaal-emotionele vaardigheden en burgerschapsvorming

1. Sociaal-emotionele en burgerschapsvaardigheden zijn in het onderwijs aan kinderen net zo belangrijk als taal- en rekenvaardigheden 2. Sommige ouders zijn goed in staat hun kinderen de benodigde taal- en rekenvaardigheden aan te leren, maar andere ouders niet; aangezien taal- en rekenvaardigheden maatschappelijk gezien zo belangrijk zijn, wordt het aanleren van deze vaardigheden aan het onderwijssysteem toevertrouwd. Eenzelfde redenering zou m.i. ook moeten gelden voor sociaal-emotionele en burgerschapsvaardigheden 3. Het is onacceptabel als leerkrachten over onvoldoende taal- en rekenvaardigheden beschikken en/of onvoldoende in staat zijn die vaardigheden op didactische wijze over te brengen op kinderen; even onacceptabel is het m.i. als leerkrachten over onvoldoende sociaal-emotionele en burgerschapsvaardigheden beschikken en/of die vaardigheden niet goed kunnen overdragen 4. Er is een onacceptabel groot aantal leerkrachten met onvoldoende sociaal-emotionele en burgerschapsvaardigheden 5.

Natuurlijk gezag

Natuurlijk gezag Inleiding Sommige mensen hebben duidelijk gezag zonder dat ze er veel moeite voor lijken te hoeven doen, zonder dat ze daar nadrukkelijk op gericht zijn of zonder dat ze respect en onderwerping aan hun gezag eisen van hun omgeving. Je zou dat met “natuurlijk” gezag kunnen aanduiden. Natuurlijk gezag is m.i. het tegendeel van autoritair gezag en draagt de volgende, met elkaar samenhangende kenmerken:

  1. gericht op andermans belang versus gericht op eigen belang
  2. verdient respect versus eist respect
  3. gebruikt machtsongelijkheid nuttig versus misbruikt machtsongelijkheid
  4. tolerant versus intolerant ten aanzien van onzekerheid
  5. roept angst op voor steunverlies versus angst voor straf

Andermans versus eigen belang Iemand die gezag uitoefent op een autoritaire wijze is erg op zichzelf gericht in de zin, dat hij voortdurend de behoefte voelt zich te bewijzen en steeds wil laten blijken wie de baas is. Het is iemand die er intern niet gerust op is dat het eigen gezag vanzelfsprekend is en meent dat het eigen gezag voortdurend in het geding is. Het is iemand die voortdurend op agressieve wijze een defensieve houding uitstraalt. Het doel van de relatie is zelfbevestiging. De energie is gericht op het handhaven en oppoetsen van het ego. Iemand met natuurlijk gezag is gericht op constructieve ondersteuning van de ander, niet door de ander het eigen denkkader op te dringen, maar door het eigen denkkader te presenteren met oog voor en ruimtegevend aan de gedachten, gevoelens en wensen van de ander, met als doel tot een optimale vorm voor ontwikkeling van de ander te komen. Desgevraagd zal een autoritaire opvoeder altijd beweren het belang van de ander op het oog te hebben (“het is voor je eigen bestwil”), daarbij het eigen belang verbloemend of blind voor de motieven en de impact van het eigen gedrag. Respect verdienen versus eisen Respect verdien je, als je meer kunt en weet dan een ander en je de intentie hebt de ander te verrijken met jouw kennis en vaardigheden, niet door die op te dringen maar door die aan te bieden als aanvulling van het bestaande kennis- en gedragsarsenaal van de ander. Respect verdien je door inhoudelijke en praktische meerwaarde en door de positieve intentie. Respect kan ook geëist worden op grond van statusverschil en machtsverschil. Het gaat er dan niet om of je waardevol bent voor de ander, maar om, voor je eigen gevoel, je superioriteit bevestigd te krijgen, hetgeen in feite een zwaktebod is. Nuttige macht versus machtsmisbruik Machtsongelijkheid kan nuttig aangewend worden om anderen vooruit te helpen en te emanciperen; machtsongelijkheid kan ook misbruikt worden om het ego te strelen en de eigen status, macht en rijkdom verder te vergroten. Mensen die weinig zelfvertrouwen hebben en een weinig hoge dunk hebben van hun eigen kennis en vaardigheden lopen met name het risico hun machtspositie te misbruiken en compensatie zoeken in steeds meer macht, status en rijkdom, desnoods/vaak/liefst ten koste van anderen. Binnen een kring van gelijkgestemden heet dat dan “succes”. Onzekerheidstolerant versus onzekerheidsintolerant Iemand die zelfverzekerd is kan beter met situationele onzekerheid omgaan dan iemand die minder stevig in de schoenen staat. Iemand die zelfverzekerd is kan onzekerheid in een nieuwe situatie zien als een uitdaging of als een leermoment, en is bereid vanuit een flexibele houding eventuele nieuwe gezichtspunten te integreren in de eigen bestaande denkbeelden. Verandering wordt niet als bedreigend ervaren maar als ontwikkeling. Iemand die zich onzeker voelt heeft de neiging zich vast te klampen aan bestaande zekerheden. Er is een sterke behoefte aan vaste regels en voorspelbaarheid. Er is een grotere kans dat een onzeker iemand geloof wenst te hechten aan autoriteitsfiguren, sterke leiders, religies en ideologieën, heersende modes en trends, en zich te conformeren aan wat de meerderheid vindt/wil/doet. Er is een sterkere behoefte aan wij-versus-zij denken, aan sterke identificatie met de eigen groep, aan nationalistische symbolen. Er is een geringe neiging/vermogen tot zelfrelativering. Iemand die zelfverzekerd is, is bereid en in staat de eigen zekerheden te relativeren, ter discussie te stellen en eventueel bij te stellen. De manier van denken is flexibel, kritisch, onafhankelijk, meer wetenschappelijk. Zo iemand kan ertegen als er een grapje over hem wordt gemaakt en is in staat tot zelfrelativering. Angst bij anderen voor steunverlies versus straf Iemand met autoritair gezag zal anderen zijn denkkader dwingend willen opleggen verwijzend naar zijn hogere status. Afwijkend gedrag of een afwijkende mening wordt gecorrigeerd met behulp van strafmaatregelen tot de gewenste conformering is bereikt. De binding die hij met anderen aangaat is er een gebaseerd op angst voor straf. Iemand met natuurlijk gezag weet anderen het gevoel te geven dat hij voor hen een verrijking van hun denken en leven betekent. Voor zover de anderen angst ervaren is het angst de steun en aanwezigheid van zo’n waardevol iemand te verliezen. De binding komt niet tot stand vanuit externe dwang, maar vanuit interne motivatie. Conclusie Een autoritair opvoedingssysteem genereert onzekere mensen met weinig sociaal-emotionele vaardigheden. Als onzekere mensen in een machtspositie, bijvoorbeeld als opvoeder, terecht komen, zullen ze op hun beurt op autoritaire wijze hun onzekerheid en gebrekkige sociaal-emotionele vaardigheden uitleven en doorgeven. Om natuurlijk gezag te verwerven is het noodzakelijk dat men in zijn opvoeding heeft geleerd de eigen gedachten, gevoelens en wensen te uiten in gelijkwaardige relatie tot die van anderen, en daardoor een eigen identiteit en zelfbewustzijn heeft ontwikkeld. Vanuit die positie kan men waardevol zijn voor anderen, omdat men niet voortdurend is gefixeerd op handhaving van het eigen ik.

Het zogenoemde allochtonen- of integratieprobleem

Het zogenoemde allochtonen- of integratieprobleem Het allochtonenprobleem is en blijft een probleem juist omdat we de term allochtoon (of een vergelijkbare term) blijven gebruiken. De term benadrukt het onderscheid en is dus discriminerend, en dan ook nog in negatieve zin, omdat de allochtoon wordt geplaatst tegenover de (als positief en als eigen beleefde) autochtoon: zij versus wij. Kinderen met een kleurtje, al zijn ze zelf of zelfs hun ouders in Nederland geboren, blijven allochtoon genoemd worden. Als kinderen behalve een ander kleurtje ook nog andere culturele gewoonten hebben en dan ook nog eens een andere (d.i. niet-christelijke) godsdienst belijden, dan zijn ze toch echt anders en is, volgens velen, de term allochtoon gerechtvaardigd. Beleidsmakers, leerkrachten en andere burgers die oprecht hun best doen niet te discrimineren doen dat toch door taalachterstanden en sociale aanpassingsproblemen te duiden in termen van autochtoon en allochtoon in plaats van in termen van bijvoorbeeld socio-economische status en opvoedingsstijl. Mensen die allochtonen willen integreren hebben een paradoxaal doel omdat ze door de formulering ervan het bereiken van het doel bij voorbaat blokkeren. Ze zijn als studenten die met gebruik van hun boek tentamen mogen doen en dan een antwoord op de vraag formuleren op grond van de verkeerde bladzijden uit het boek.

Autoritaire opvoeding

Autoritaire opvoeding Stagnerende ontwikkeling In gezinnen waarin sprake is van een autoritair opvoedingssysteem eisen ouders gehoorzaamheid en onderwerping, en dulden zij geen tegenspraak. Het gevolg hiervan is dat kinderen niet leren hun gedachten, gevoelens en wensen te uiten en te verwoorden. Boosheid wordt opgevat als brutaal, verdriet als kinderachtig gezeur, een eigen mening als ongehoorzaamheid en eigen wensen als ongewenst. Kinderen leren dus niet een eigen identiteit te ontwikkelen, met erkenning van hun gedachten, gevoelens en wensen, en ontwikkelen zich dus niet tot mondige (assertieve) sociale wezens. Pogingen daartoe worden systematisch afgestraft. Ze ontwikkelen zich tot kopieën van hun gebieders en eisen, zodra mogelijk, op hun beurt gehoorzaamheid en onderwerping van anderen. Ze reageren even allergisch op afwijkende meningen als hun ouders, even afwijzend op emoties van anderen, en even intolerant jegens andere wensen van anderen dan ze zelf hebben. Een autoritair opvoedingssysteem is vaak de “boosdoener”, terwijl wordt gewezen naar de afwijkende culturele of religieuze gewoonten. Binnen de islam heb je mensen met liberale en mensen met orthodoxe opvattingen, evenals binnen het christendom en onder atheïsten. Autoritaire personen discrimineren meer omdat ze intoleranter zijn ten aanzien van afwijkende meningen, gevoelens, wensen, gewoonten, kenmerken, etc. Behalve door scholingsachterstand wordt taalachterstand dus ook veroorzaakt doordat je je mond moet houden en moet gehoorzamen, doordat je niet je emoties mag uiten en ze dus niet leert verwoorden. Sociale aanpassingsproblemen ontstaan doordat je wordt afgeleerd voor jezelf op te komen, voor je mening, je gevoelens, je wensen. Een autoritaire opvoeding is een systematische onderdrukking van verbale, emotionele en sociale expressie en ontwikkeling, en resulteert in een negatief zelfbeeld en het onvermogen relaties te ontwikkelen op basis van een gelijkwaardige uitwisseling. Vanuit gevoelens van minderwaardigheid wordt respect geëist, terwijl respect alleen maar verdiend kan worden met positief voorbeeldgedrag. Even voor de duidelijkheid: een liberale opvoedingsstijl houdt niet in dat kinderen het voor het zeggen moeten krijgen. Kinderen hebben leiding, sturing en structuur van hun ouders nodig. Daarbinnen echter hebben ouders de plicht de individuele persoonlijkheid van hun kind tot ontwikkeling te laten komen door aandacht te hebben en erkenning te geven voor de gedachten, meningen, gevoelens en wensen van hun kinderen. Kinderen moeten enerzijds worden gestimuleerd zich te uiten en anderzijds leren dat ze niet in alles gelijk of hun zin kunnen krijgen, uitgelegd in termen van redelijkheid en rechtvaardigheid. Pas dan leert een kind om te gaan met de teleurstelling dat hij niet gelijk of zijn zin heeft gekregen, omdat hij zich wel gehoord, begrepen, erkend en gerespecteerd voelt. Autoritair opgevoede kinderen kunnen geen teleurstellingen incasseren en verwerken; zij voelen zich alleen maar miskend en verongelijkt. Onderwijs Onderwijs is een opvoedingssysteem, waarin kennis en inzicht worden aangeleerd, maar ook praktische, sociale en emotionele vaardigheden. Een leerkracht dient kennis en inzicht te hebben met betrekking tot de diverse opvoedingsstijlen. Hoe werken symmetrische relaties en hoe complementaire relaties? Wat is de rol van macht in relaties en hoe werkt een up-via-down relatie? Wat houdt die gouden eigenschap van “het natuurlijk gezag” in? In de praktijk zou de leerkracht eigenlijk van iedere leerling moeten weten volgens welke opvoedingsstijl die is opgegroeid, opdat de leerkracht weet welk gedrag hij wel en welk gedrag hij niet van zijn leerlingen kan verwachten, en weet welke aspecten, van huis uit niet meegekregen, de leerkracht zal moeten “aanvullen” dan wel corrigeren. Maar de leerkracht is ook maar een mens met zijn eigen opvoedingsachtergrond. Wat nu als de leerkracht is opgevoed in een autoritair opvoedingssysteem? Mijn stelling is, dat deze persoon dan niet geschikt is voor het onderwijs, tenzij hij in zijn (Pabo-)opleiding alsnog de benodigde sociaal-emotionele vaardigheden verwerft. Mogelijke combinaties

  1. autoritair opgevoede leerkracht en autoritair opgevoede leerling: een strenge en autoritaire leerkracht met een gehoorzame leerling zoals vóór de jaren zestig; de intellectuele kennis en vaardigheden kunnen adequaat overgedragen worden; er vindt weinig sociaal-emotionele ontwikkeling plaats; de autoriteit van de leerkracht geldt vooral in diens aanwezigheid; de leerling leert niet zelfstandig te werken, initiatief te nemen, creatief te denken, samen te werken en verantwoordelijkheid te dragen/te nemen; de leerling leert niet om te gaan met verschillen, tegenstellingen en conflicten; als de leerkracht een zwakke persoonlijkheid heeft kan de onderdrukte meerderheid van leerlingen als collectief in opstand komen waarbij veel tijd en energie verloren gaat aan machtsstrijd
  2. autoritair opgevoede leerkracht en sociaal-emotioneel vaardige leerling: chaos, up-via-down situatie, waarbij de leerkracht hoewel in naam de baas geen enkel gezag heeft en speelbal wordt van de leerling; er gaat veel tijd en energie verloren waarbij ontwikkeling van de leerling eerder ondanks dan dankzij de leerkracht tot stand komt
  3. sociaal-emotioneel vaardige leerkracht en autoritair opgevoede leerling: de leerkracht kan de leerling sociaal-emotionele vaardigheden aanleren; daarmee opent hij voor de leerling de weg tot meer zelfstandig werken, initiatief nemen, creatief denken, samenwerken, verantwoordelijkheid dragen/nemen en beter omgaan met verschillen, tegenstellingen en conflicten; aldus levert hij een zeer belangrijke aanvulling op de opvoeding door de ouders; hij dient er echter rekening mee te houden dat de leerling daarmee in conflict kan/zal komen met zijn ouders; dus er is allerlei voorzorg en begeleiding nodig m.b.t. de ouders
  4. sociaal-emotioneel vaardige leerkracht en sociaal-emotioneel vaardige leerling; een ideale leersituatie waarbij nauwelijks tijd en energie verloren gaan aan relationele schermutselingen; al die tijd en energie kan besteed worden aan ontwikkeling; uiteindelijk zal het leerrendement van deze combinatie verreweg het hoogst zijn

Conclusie Aanstaande leerkrachten die zelf zwak zijn in taal en rekenen moeten worden bijgeschoold voordat ze voor de klas komen. Dat zou ook moeten voor aanstaande leerkrachten met beperkte sociaal-emotionele vaardigheden als gevolg van een autoritaire opvoeding. Het verwerven van kennis en inzicht in het eigen functioneren is niet voldoende; het onder begeleiding aanleren van de benodigde sociaal-emotionele vaardigheden is noodzakelijk.

Sociaal-emotionele vaardigheden bij leerkrachten

Sociaal-emotionele vaardigheden bij leerkrachten

  1. eigen mening en opvattingen goed kunnen verwoorden
  2. eigen gevoelens kunnen en durven uiten
  3. eigen gevoelens goed kunnen verwoorden (i.t.t. alexithymia)
  4. eigen gevoelens goed kunnen hanteren
  5. eigen wensen goed kunnen verwoorden
  6. eigen verantwoordelijkheden goed kennen en nemen
  7. goed grenzen kunnen hanteren tussen eigen en andermans verantwoordelijkheden (geen verantwoordelijkheden van anderen overnemen)
  8. goed kunnen luisteren naar opvattingen en meningen van anderen
  9. goed kunnen waarnemen van en empathisch kunnen luisteren naar emoties en gevoelens van anderen
  10. goed kunnen luisteren naar wensen van anderen
  11. goed in staat zijn erkenning te geven aan anderen voor wat betreft hun opvattingen, gevoelens en wensen
  12. goed in staat zijn tegenstellingen in opvattingen, gevoelens en wensen te hanteren zonder a priori uit te gaan van het eigen gelijk of de eigen beleving als norm te stellen
  13. goed in staat zijn compromissen te sluiten bij tegenstellingen en conflicten
  14. goed in staat zijn in redelijkheid en rechtvaardigheid beslissingen te nemen bij tegenstellingen en conflicten zowel in eigen relaties als in relaties tussen anderen
  15. goed in staat zijn respect te verwerven door voorbeeldgedrag in plaats van respect te eisen op grond van status, door zelf duidelijk te zijn, door goed te luisteren, door empathie, door duidelijk grenzen aan te geven, door redelijke en rechtvaardige beslissingen te nemen en door bereid te zijn tot redelijke en rechtvaardige compromissen
  16. goed in staat zijn kinderen te laten voelen en ervaren hoe prettig samenwerken is en wat dat aan extra’s kan opleveren
  17. goed in staat zijn kinderen verantwoordelijkheden te leren dragen en nemen
  18. kinderen goed kunnen motiveren door eigen enthousiasme, door duidelijkheid en beknoptheid, door goed aan te sluiten bij de interesse en actuele gemoedstoestand van de kinderen, door het geven van erkenning en verbale beloning, door het geven van positieve feedback, door gericht en proportioneel straffen als het niet anders kan (grenzen stellen)
  19. goed in staat zijn beginnende agressie onmiddellijk te onderbreken en daaraan gekoppeld een positief alternatief te introduceren
  20. goed in staat zijn tot metacommunicatie, kritisch kunnen kijken naar het eigen handelen en dat van anderen en naar de wijze waarop relationele uitwisseling plaats vindt
  21. goed weten hoe complementaire, symmetrische en up-via-down relaties werken en goed in staat zijn elke relatievorm adequaat te hanteren waarbij men zich goed bewust is van de eigen voorkeur in relatievorm met bijbehorende voor- en nadelen
  22. goed in staat zijn eigen tekorten te onderkennen en daar actief ondersteuning in te zoeken 

    John Zant