Intolerantie voor onzekerheid / Intolerance of Uncertainty

INTOLERANTIE VOOR ONZEKERHEID

Inleiding

In 1994 publiceerden Freeston en medewerkers een meetinstrument voor het begrip “Intolerance of Uncertainty”. Zij beschrijven het begrip als: “emotional, cognitive and behavioural reactions to ambiguous situations, implications of being uncertain, and attempts to control the future”. Factoranalyse resulteerde in vijf factoren:

  1. uncertainty is unacceptable and should be avoided
  2. being uncertain reflects badly on a person
  3. frustration is related to uncertainty
  4. uncertainty causes stress
  5. uncertainty prevents action

In 2007 publiceerden de Bruin en medewerkers de Nederlandse versie van dit meetinstrument. Evenals de oorspronkelijke versie bleken de betrouwbaarheid en validiteit van het instrument goed. Factoranalyse resulteerde echter in een factor, te omschrijven als “worry”.

Onderzoeksvragen

Het begrip “Intolerance of Uncertainty” (IU) zou de volgende onderzoeksvragen kunnen genereren:

  • Hangt IU samen met het zoeken naar sterke leiders?
  • Hangt IU samen met sterker geloof in religies en ideologieën?
  • Hangt IU samen met verhoogde suggestibiliteit en beïnvloedbaarheid door autoriteitsfiguren?
  • Hangt IU samen met een sterkere behoefte aan regels en protocollen?
  • Hangt IU samen met een sterkere neiging tot gehoorzaamheid aan de autoriteit?
  • Hangt IU samen met conformisme aan wat de meerderheid vindt/wil/doet?
  • Hangt IU samen met een sterkere neiging met heersende modes en trends mee te doen?
  • Hangt IU samen met een sterker nationalistisch denken (“eigen volk eerst”)?
  • Hangt IU samen met verminderd kritisch, zelfstandig en wetenschappelijk denken?

En vragen specifiek m.b.t. de gezondheidszorg:

  • Hangt IU bij mensen met vage klachten samen met aandringen op een medische diagnose?
  • Hangt IU samen met relatief weinig zelf verantwoordelijkheid nemen in therapie en relatief veel verantwoordelijkheid leggen bij de arts/therapeut?
  • Hangt IU samen met learned helplessness?
  • Hangt IU samen met een sterkere neiging zich tot alternatieve geneeswijzen te wenden als de reguliere zorg geen pasklaar antwoord heeft?
  • Hangt IU bij artsen en therapeuten samen met een sterkere behoefte aan protocollen?
  • Hangt IU bij artsen en therapeuten samen met overbehandeling als de cliënt aandringt?
  • Hangt IU bij artsen samen met het doen van meer diagnostisch onderzoek?
  • Hangt IU bij artsen samen met het vaker uitschrijven van recepten?
  • Hangt IU bij chirurgen samen met eerder en vaker opereren?

En andere vragen?

Autoritarisme

In 1950 publiceerden Adorno en medewerkers een meetinstrument om autoritarisme te meten, bekend als de F-schaal (“implicit antidemocratic tendencies and fascist potential”).  Deze F-schaal kent negen subschalen:

  1. Conventionalisme: de neiging om sociale conventies te aanvaarden en te gehoorzamen, en zich te schikken naar wat gezagsfiguren wensen; gehechtheid aan tradities en algemeen aanvaarde regels
  2. Autoritaire onderwerping: onderwerping aan overheden en gezagsfiguren
  3. Autoritaire agressie: een agressieve opstelling tegen individuen en groepen die niet erg op prijs gesteld worden door de overheid, in het bijzonder groepen en personen die traditionele waarden bedreigen
  4. Anti-intraceptie: afwijzing van het subjectieve, van de verbeelding en van het esthetische
  5. Substitutie en stereotypen: bijgeloof, clichévorming, hokjesdenken en fatalistisch determinisme
  6. Kracht en hardheid: identificatie met machthebbers overmatig belang gehecht aan sociaal wenselijke persoonlijkheidskenmerken
  7. Destructivisme en cynisme: veralgemeende vijandigheid en genoegen om anderen naar beneden te halen
  8. Projectie: de overtuiging dat er een “kwaad” bestaat in de werelden de veruitwendiging of externalisering van de eigen onbewuste emotionele impulsen dienaangaande
  9. Seks: overdreven bezorgdheid met betrekking tot seksuele activiteiten

Raakvlakken

Je zou kunnen zeggen dat intolerantie voor onzekerheid zou kunnen leiden tot het zich vastklampen aan ideeën, personen en instituties die mogelijk houvast en (schijn)zekerheid bieden. En de onzekere persoon die zijn onzekerheid onder controle meent te hebben dankzij die steun, heeft vervolgens de neiging die onzekerheid te overschreeuwen ten koste van anderen, veelal mensen in een (nog) zwakkere positie.

John Zant

Literatuur: Adorno TW, Frenkel-Brunswick E, Levinson DJ, Nevitt Sanford R: The Authoritarian Personality.  New York, Harper, 1950. Bruin GO de, Rassin E, Heiden C vd, Muris P: Psychometric properties of a Dutch version of the Intolerance of Uncertainty Schale. Netherlands Journal of Psychology 62, 91-97, 2007.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *