Bespiegelingen over een filosofiedebat

Inleiding

Op 27 mei 2011 werd door het Centrum voor Arbeid en Gezondheid Amsterdam Reade een symposium georganiseerd over “Filosofische praktijken in de gezondheidszorg”. Tien personen met een filosofische achtergrond gingen met elkaar en met een aantal personen voornamelijk uit de geestelijke gezondheidszorg in debat. Rond de kring van debatterenden zaten de belangstellende toeschouwers op een verhoogde ring, een uitnodiging tot beschouwing letterlijk op meta-niveau. Enkele van mijn persoonlijke bespiegelingen als toeschouwer schrijf ik hier neer.

Wat is filosofie?

Wat me allereerst opviel was dat (bijna) iedere zin die door de debatterende filosofen werd uitgesproken, de term filosofie, filosoof of filosofisch bevatte. Bij mij riep dat de vraag of wat zulks zou kunnen betekenen.

  • Is dat een direct gevolg van de inhoud van dit symposium?
  • Is hier sprake van een gesloten elite die zich uitput in het voortdurend strelen van elkaars en eigen ego, de voortdurende superioriteit benadrukkend ten opzichte van het gewone volk?
  • Is hier sprake van een beroepsgroep met een identiteitscrisis, zich voortdurend afvragend wat filosofie in essentie is, en voortdurend de behoefte voelend zich ten opzichte van andere wetenschappen te rechtvaardigen bijvoorbeeld door te pogen de filosofische praktijk voor evidence based te laten doorgaan, zonder dat daar overigens overtuigende argumenten voor werden genoemd?

Stelling: Filosofie is de kunst van het voortdurend vragen stellen op meta-niveau. Wat ik mij, als leek, bij filosofie voorstel is, dat er tijdens de studie aandacht wordt besteed aan belangrijke historische denkers die ons leren op welke wijzen en op welke dimensies je je vragen kunt stellen, op de dimensie van de logica, ethiek, machtsverhoudingen, meten met twee maten, etc. Met name bij alles wat mensen voor waar aannemen, stelt de filosoof vragen aan de houdbaarheid van die waarheden, de twijfel als grondhouding. Populair gezegd stelt de filosoof voortdurend de vraag: “Waar zijn wij nou helemaal mee bezig?” Die existentiële vraag kan de filosoof stellen aan zijn eigen functioneren of aan dat van een ander individu, of dat van een groep, of dat van een natie, of maatschappij, of protocol van regels, etc. Is het op grond hiervan dan niet meer voor de hand liggend dat de filosofie, in plaats van aannemelijk te maken dat zij ook tot de disciplines behoort die evidence based werken, de vraag stelt wat dat evidence based werken in de praktijk betekent?

Evidence based werken

Waarom heeft men pas de laatste decennia de mond van vol van evidence based werken, terwijl de principes van wat wetenschappelijk is toch al heel wat langer gelden? Is er sprake van een modeverschijnsel? Hoeveel procent van de uitspraken van een therapeut tegen zijn cliënt zijn daadwerkelijk evidence based en hoeveel procent berust op niet gesystematiseerde (niet wetenschappelijk getoetste) empirische kennis en ervaring (klinische blik) , of op educated guesses (bluf)? In hoeverre is evidence based werken een voortdurend na te streven (overigens onbereikbaar) wetenschappelijk ideaal, en in hoeverre is er sprake van overmatige pretentie, modieuze reclamepraatjes en zelfpromotie? Is filosofie niet veeleer de methodologie van de methodenleer, de wetenschap die de in de praktijk toegepaste en wetenschappelijk genoemde methoden tegen het licht houdt?

De filosoof als therapeut?

Sommige filosofen zijn actief in een therapeutische setting waarin ze met cliënten existentiële vragen bespreken, zonder dat ze als therapeut aangemerkt willen worden. Het zou niet om therapeutische technieken of adviezen gaan, maar om het stellen van vragen. Ik moet hierbij denken aan de non-directieve therapie van Rogers, waarin de cliënt centraal staat en de therapeut het gesprek nadrukkelijk niet wil sturen. Dat bleek voor de Rogerianen nog een lastige opgave, want uit observaties van de therapeutische gesprekken bleek, dat de non-directieve therapeut met nonverbale signalen en met de timing van reacties als “hmm” uitermate sturend functioneerde in het gesprek met de cliënt. De vraag is in hoeverre de praktiserend filosoof er in relatie tot een cliënt in slaagt uitsluitend vragen op te werpen zonder sturing te geven en zonder expliciete en impliciete adviezen te geven. Tijdens het debat werd ook de vraag gesteld wat de overeenkomst is tussen psychoanalyse en praktiserende filosofie. Sommigen zagen overeenstemming in de zin dat er in breder perspectief beschouwing van iemands leven plaats heeft. Centraal uitgangspunt in de psychoanalyse is echter de duiding, terwijl de filosofie –volgens mij althans- als uitgangspunt het stellen van vragen heeft. De vraag is ook of de gezondheidszorg op nog meer therapeutisch acterende rollen zit te wachten als de praktiserend filosoof of existentieel therapeut.

Filosofie en de professionele therapeut

Is er een filosoof nodig voor de therapeutische praktijk of hoort iedere therapeut ook filosoof te zijn? Is iedere therapeut die zich professional wil noemen het niet aan zijn stand verplicht zich als filosoof te gedragen en zich voortdurend vragen te stellen als: -wat betekent mijn rol voor de cliënt? -wat betekent de setting waarin ik werk voor de cliënt? -wat zijn mijn eigen doelen, motieven, behoeften, emoties in mijn rol als hulpverlener? -in hoeverre leg ik de cliënt mijn waarden en normen op? -hoe is mijn relatie met de cliënt: paternalistisch, symmetrisch, non-directief? -hoe kleuren externe eisen van productie, beperkte kaders door directie of verwijzers of verzekeraars de interactie met de cliënt? -in hoeverre neem ik verantwoordelijkheid van de cliënt over en waar is dat terecht en waar niet terecht? -etc. etc. De vraag is of een gekwalificeerde hulpverlener zich professional kan noemen zonder zich bovenstaande of vergelijkbare vragen op meta-niveau structureel en dagelijks te stellen.

Rol van de filosoof in de gezondheidszorg

In de opleidingen tot arts, psycholoog, fysiotherapeut, etc. ligt de nadruk op vakinhoudelijke ontwikkeling. Relatief weinig aandacht wordt besteed aan reflectie op je beroepsrol, je persoonlijke waarden, normen, ambities, motieven, emoties in die beroepsrol. Relatief weinig aandacht wordt besteed aan de ingewikkelde relatie van afhankelijkheid en eigen verantwoordelijkheid bezien vanuit de motieven van de cliënt en vanuit de motieven van de hulpverlener: de cliënt gedraagt zich afhankelijker dan nodig is of wil meer verantwoordelijkheid nemen dan verantwoord is; de hulpverlener maakt de cliënt afhankelijker dan nodig is of laat onverantwoord veel verantwoordelijkheid aan de cliënt. De filosoof zou een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de verrijking van de opleiding van hulpverleners door aanstaande hulpverleners te leren zichzelf systematisch vragen op meta-niveau te stellen over hun beroepsuitoefening. Dat zou een belangrijke bijdrage zijn op micro-niveau. Ook op meso- en macro-niveau kan de filosofie belangrijk zijn voor de gezondheidszorg door systematisch vragen te stellen aan beroepsgroepen, organisaties in de gezondheidszorg, de protocollen, de samenwerking en afstemming, kwaliteit en kwantiteit, noodzakelijke of gewenste of onnodige zorg. Kan de filosofie die rol het best vervullen door juist niet deel te nemen aan de praktiserende gezondheidszorg?

Besluit

Het Centrum voor Arbeid en Gezondheid Amsterdam Reade heeft een mooi initiatief genomen de gedachtevorming over de relatie tussen filosofie en gezondheidszorg te stimuleren. Het is te hopen dat dit initiatief vervolgd zal worden. Het was een inspirerend genoegen om vanaf de bovenring op meta-niveau toeschouwer te zijn van het filosofiedebat. Ik heb het gevoel dat ik mijn bespiegelingen beter heb kunnen formuleren als toeschouwer van dan als deelnemer aan het debat. Moge dit dan achteraf mijn bijdrage zijn.

John Zant

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *