Onafhankelijke journalistiek in internationale conflicten

Onafhankelijke journalistiek in internationale conflicten Theorie Onafhankelijke journalistiek is voor de burger onontbeerlijk om een zo objectief mogelijk beeld te krijgen van wat er speelt in de internationale politiek en in internationale conflicten. De taak van de journalist is hoor en wederhoor plegen, argumenten en tegenargumenten tegenover elkaar blijven zetten, bronnen controleren op betrouwbaarheid. Hij hoort in zijn verslaggeving geen partij te kiezen. De eigen mening van de journalist is irrelevant, tenzij hij nadrukkelijk een opiniërend stuk schrijft. De burger wordt door de media geïnformeerd over internationale situaties en gebeurtenissen waarbij hij zelf niet aanwezig is. Het beeld dat hij zich vormt van die situaties en gebeurtenissen wordt in hoge mate bepaald door de verslaggevende journalist. Ook het beleid van de Nederlandse regering komt via de media tot ons door uitspraken van politici en door de verslagen van de media. De burger krijgt een beeld van de politieke, economische en maatschappelijke werkelijkheid door de bril die hem door de politici en de media op de neus wordt gezet. De journalist hoort geen spreekbuis te zijn van de mening van de hoofdredactie of van de regering of van de legerleiding van het kamp waarmee zijn land verbonden is. Een journalist behoort zich te realiseren dat zijn weergave van de werkelijkheid altijd een selectie is van enkele aspecten uit die complexe werkelijkheid en dat een gebeurtenis nieuws wordt door het als nieuws te presenteren, dus door zijn selectie. Praktijk De media brengen de vaak ingewikkelde politieke gebeurtenissen terug tot gemakkelijk te bevatten categorieën van goed en kwaad. Het gebruik van geweld voor de goede zaak wordt daardoor voor velen acceptabel. Beelden en geschreven teksten kunnen de empathie opwekken voor een bepaalde groep en tegelijkertijd de haat tegen een andere groep aanwakkeren. Uit de WikiLeaks-documenten blijkt dat de overheid en de legerleiding negatieve aspecten van de oorlogen in Irak en Afghanistan weglaten uit de berichtgeving aan de burger. In zijn boek “Het zijn net mensen” laat Joris Luyendijk zien hoe de media een gefilterd, vervormd en gemanipuleerd beeld van de problematiek in het Midden-Oosten geven. De media kunnen zelfs een proces bevorderen, terwijl de intentie juist is dat proces af te remmen en terug te dringen. In het boek “Beyond the UN Charter” (2008) beschrijft Leon Wecke hoe belangrijk beeldvorming is bij het definiëren van de vijand/terrorist en voor de legitimering van een oorlog/ militaire interventie: “The ever present military industrial complex in the USA will necessitate a threat, an enemy, irrespective as to whether the presidents name is Bush or Obama. Legitimizing threats do not necessarily have to be true. Crucial is the fact whether people believe it to be true or not”. “The media may function as simple distributors of arguments, but also –consciously or unconsciously- as co-propagandists and co-misleaders”. De “linkse” media proberen het oprukkend populisme van Wilders te bestrijden zonder kennelijk het effect te beseffen van het feit dat al tijdenlang het merendeel van de artikelen over de Nederlandse politiek over Wilders gaat. Binnen de reclamewereld zou ieder bedrijf zich de vingers aflikken bij zoveel gratis (positieve of negatieve) publiciteit. De media, inclusief de zogenaamde linkse media, bedrijven een extreme vorm van Wilders-promotie. Daarmee is niet gezegd dat Wilders doodgezwegen dient te worden. Je zou haast zeggen dat de media in hun sensatielust het effect van hun handelen uit het oog verloren hebben. Of zijn de serieuze media ook ten prooi aan het populisme gevallen vanwege de kijkcijfers, de oplagecijfers of de advertentie-inkomsten? En wat ook meespeelt: Populariteit is voor een journalist een last en sommigen bezwijken onder hun eigen gewichtigheid. Verschillende waarheden naast elkaar Behalve binnen religies bestaan in het leven geen absolute waarheden. Er bestaan verschillende waarheden, verschillende interpretaties van de werkelijkheid naast elkaar, die elk tot op zekere hoogte waar zijn. In het conflict tussen de Israëliërs en Palestijnen menen beide partijen goede argumenten te hebben om te mogen wonen op hetzelfde grondgebied. Beide partijen ervaren hun argumenten als waar. De twee waarheden zijn en blijven echter onverenigbaar, en het conflict is onoplosbaar zolang de ene partij niet de ervaren waarheid van de andere partij erkent. Eerst het erkennen van elkaars ervaren waarheid opent de weg naar overleg en compromissen. Dit alles nog even los gezien van de invloed van de Verenigde Staten op het in stand houden van het conflict, en niet te vergeten het pro-Israël beleid van de Nederlandse regering. Het Nederlandse veiligheidsdenken in de internationale politiek wordt in hoge mate bepaald door de opvattingen en wensen die de Verenigde Staten hieromtrent hebben. De Nederlandse politici en ook de Nederlandse media zijn sterk geneigd de politieke wereldsituatie te beschouwen door de bril van de Verenigde Staten. Dat geldt bijvoorbeeld ook ten aanzien van Iran. Zou men zich verplaatsen in de positie van Iran, dan zou men zich bedreigd kunnen voelen door Israël dat als enige land in de regio over kernwapens beschikt, en ook door de Verenigde Staten die jarenlang mede Saddam Hoessein hebben bewapend om Iran te bestrijden en die na Irak en Afghanistan bezig zijn Iran als mogelijk nieuw oorlogsgebied aan te merken. Iran zou zich misschien wel tegen deze westerse “agressie” willen wapenen. In de Nederlandse media treffen we echter vooral eenzijdige negatieve berichtgeving over Iran aan en heel weinig over de mogelijk achterliggende motieven (olie, strategische macht) van de Verenigde Staten. Daarmee is dus niet gezegd dat de kritiek op Iran onterecht is. Het heeft lang geduurd voordat men in Nederland het Indonesische vrijheidsstreven als zodanig heeft kunnen erkennen. De vrijheidsstrijders werden in het koloniale denken van de Nederlandse regering en de Nederlandse media gezien als terroristen. En nog steeds kost het de Nederlandse overheid moeite de koloniale bril af te zetten en de gepleegde Nederlandse oorlogsmisdaden te erkennen. Belangen en waarheden In een interview (VredesMagazine, 2, 2009) geeft Rob de Wijk aan dat er grote verschillen zijn tussen de officiële en de werkelijke doelen van het westerse militaire optreden in Irak en Afghanistan. Om de bevolking te winnen voor het binnenvallen van Irak werden eerst als officiële redenen geformuleerd het verdrijven van de tiran Saddam die banden met al-Qaida onderhield en het stoppen van de productie van massavernietigingswapens; toen deze beide redenen aantoonbaar onjuist bleken, werd het brengen van democratie als officieel doel opgeworpen. Hij zegt: “Het brengen van democratie is onzin; dat kan niet; maar het is wel een goed argument om de bevolking mee te krijgen”. En dat terwijl de eigenlijke doelen de controle over de olietoevoer betroffen en de versterking van de militair-strategische positie in het Midden-Oosten. Maar om die redenen zou de bevolking nooit hebben ingestemd met militair ingrijpen. Dat zelfde geldt volgens hem voor Afghanistan: Na de ervaring in Irak zou het Nederlandse volk nooit hebben ingestemd met een militaire interventie tegen de Taliban, al-Qaida en de opleidingscentra voor terroristen. “Daarom heeft de Nederlandse regering het als een humanitaire missie gepresenteerd.” Voorts zegt hij: “Hoofddoel is het besluit tot interventie aanvaard te krijgen en daarom gebruik je die argumenten waardoor je denkt de bevolking mee te krijgen.” In een artikel van Christa Meindersma (de Volkskrant 6-11-2010) staat dat Nederland een politiemissie moet sturen naar Afghanistan met militaire bescherming. Ze zegt: “Een militaire bijdrage maakt ons weer een betrouwbare NAVO-bondgenoot en vijzelt ons internationale imago weer een beetje op. Ook betekent het dat we hogere posities in de militaire commandostructuur in Afghanistan zullen krijgen.” “Het levert internationaal wat aanzien op”. Daar moeten dus de levens van soldaten en burgers voor worden geofferd! Je vraagt je af of het lot van de Afghaanse bevolking hier nog iets mee te maken heeft. Nederland had officieel troepen naar Afghanistan gestuurd, omdat je de mensen daar niet aan hun lot kunt overlaten. Zo zijn er trouwens nog 1000 gebieden op aarde, waar je de mensen niet aan hun lot kunt overlaten, maar die liggen toevallig niet onder het machts-economisch vergrootglas van de Verenigde Staten en daar is voor Nederland dus ook geen “aanzien” te scoren. Als journalisten zich beperken tot het nauwgezet weergeven van wat regeringen en hun persvoorlichters aan informatie presenteren, lopen ze het risico de vertolkers te worden van een gefilterde, vervormde en gemanipuleerde werkelijkheid. Als de regering liegt, liegt de journalist in commissie. Dit houdt in dat een journalist noodgedwongen niet gezagsgetrouw zou moeten zijn om zijn vak goed te kunnen uitoefenen. Zelfs de zo betrouwbaar ogende Colin Powell gaf in de Veiligheidsraad een valse voorstelling van zaken. En uit WikiLeaks blijkt eens te meer hoe belangrijk het niet-gezagsgetrouw zoeken naar informatie is. Johan Barendregt hield in zijn colleges de psychologiestudenten voor dat de grondhouding van een wetenschapper twijfel dient te zijn, met name aan alles wat als waarheid wordt gepresenteerd. Dat zou ook het uitgangspunt van de journalist moeten zijn. De bevolking wordt niks gevraagd Een regering kan aangeven wie de goede en wie de slechte partij is; een regering kan de redenen benoemen waarom een militaire interventie moet plaatsvinden. De vraag is of de bevolking van het land waarin de interventie plaats vindt dezelfde opvattingen en behoeften heeft als die van de regering en als de opvattingen en behoeften van de bevolking zoals door de regering geformuleerd. De regeringsstandpunten komen via de media veel uitgebreider en nadrukkelijker tot de burger dan de standpunten van de bevolking. De enkele niet “embedded” journalist die verslag doet van de standpunten van de bevolking in Afghanistan (bijvoorbeeld Arnold Karskens in zijn weblog 23-9-2010), meldt dat buitenlandse militaire interventie ongewenst is. Ze zien de buitenlanders als agressors. Overigens was ook maar éénderde van de Nederlandse bevolking voor een missie naar Uruzgan. Leon Wecke (2008) haalt onderzoeksresultaten aan waaruit blijkt dat slechts 38% van de Afghaanse bevolking de militaire interventie in hun land steunt. Volgens hem speelt het feit dat Nederlandse troepen deelnemen in een militaire operatie die in de ogen van de Afghaanse bevolking illegitiem is, geen enkele rol in de Nederlandse parlementaire discussie. In plaats van aan militair ingrijpen hebben de Afghaanse burgers veel meer behoefte aan goede niet-corrupte bestuurders, goede voedsel- en drinkwatervoorzieningen, betere onderwijs- en gezondheidsvoorzieningen, en aan goede wetgevers, rechters en ordehandhavers. De beoogde politiemissie zal geen politieagenten opleiden, maar zal onder Amerikaans bevel kansarme jongeren in zes weken opleiden tot paramilitairen om na het vertrek van de Amerikaanse troepen de regering Karzai te ondersteunen in wat dan een burgeroorlog is, aldus Leon Wecke in Trouw (30-10-2010). Het kost natuurlijk veel meer moeite de standpunten van de bevolking in kaart te brengen dan die van de legerleiding en de regering met hapklare persconferenties en perscommuniqués; bovendien staat de legerleiding direct contact met de bevolking niet toe omdat dat te gevaarlijk zou zijn; het zal voor een westerse journalist ook heel moeilijk zijn goede informatie te vergaren onder de bevolking, die de westerse journalisten wantrouwt (en vaak terecht). Als direct informatie vergaren onder de bevolking moeilijk en soms zelfs onmogelijk is, moet de westerse journalist in Afghanistan zich de vraag stellen of hij genoegen moet nemen met eenzijdige informatieverstrekking of dan liever geen informatie verstrekt onder vermelding dat geen betrouwbare informatie te verkrijgen is. De journalist kan besluiten eenzijdige informatie te verstrekken onder vermelding dat de informatie eenzijdig is. Daarmee lijkt het journalistiek geweten gesust, echter wordt door deze journalist onderschat welk effect langdurige eenzijdige informatie heeft op de burger, die allang niet meer opmerkt dat het om eenzijdige informatie gaat. Beleid Welke maatregelen zouden kunnen bevorderen dat de journalist onafhankelijker en objectiever zijn vak uitoefent? Enkele suggesties:

  1. het schrijven van een artikel waarin zo genuanceerd en zo onpartijdig mogelijk verslag wordt gedaan van situaties en gebeurtenissen uit de internationale politiek stelt hogere en meer methodische eisen en vereist beter inzicht in de eigen vooroordelen en valkuilen dan het schrijven van een artikel over sport, eten of royalties, waarbij het vooral gaat om een smeuïg, vaak vooroordelen bevestigend en sensatiezoekend verslag. Met het oog op dit verschil zou het zinvol zijn een beschermde titel journalist in te stellen met een rijksregister en een kwalitatief eisenpakket samen te stellen ten aanzien van de opleiding. De journalist zou goede kennis moeten hebben over de invloed van de media op de beeldvorming van de burger en over de factoren die objectieve berichtgeving in gevaar brengen. Dus wettelijk onderscheid tussen journalisten en smaakmakers/sensatiepers.
  2. Dit houdt ook in de ontwikkeling van een beroepscode voor journalisten en ook voor mediaredacties. Onderdeel hiervan zou het ondertekenen van een onafhankelijkheidsstreven kunnen zijn.
  3. Afgesproken kan worden dat oorlogsverslaggeving pas volledig is, als ook een goed beeld is verkregen van wat de bevolking in het oorlogsgebied aan opvattingen en wensen heeft, dus niet zoals geformuleerd door de regering. In Afghanistan zijn de journalistieke mogelijkheden tot vrije nieuwsgaring beperkt, omdat zelfstandig het oorlogsgebied ingaan gevaarlijk is en door de legerleiding wordt verboden. Als in de toekomst bijna iedereen toegang tot internet zal hebben, zijn de mogelijkheden veel beter. Men zou als beleid kunnen kiezen de bevolking in een oorlogsgebied te voorzien van internet. Informatie via internet zou de “embedded”controle van de legerleiding kunnen opheffen.
  4. In parlementair overleg en in parlementair onderzoek aangaande Nederlandse troepenzendingen zou te allen tijde een onafhankelijk onderzoek naar de opvattingen en wensen van de plaatselijke bevolking moeten worden opgenomen; dus geen verslag van de locale autoriteiten die beweren namens de bevolking te spreken, maar vaak andere belangen hebben.
  5. Initiatieven om WikiLeaks volledig te ondersteunen.
  6. Alvorens het besluit wordt genomen tot deelname aan een militaire interventie zouden journalisten eerst een analyse moeten maken van de mogelijke motieven: niet alleen van de officiële, idealistische motieven, gesteld in termen van boze vijanden en nobele bedoelingen, maar vooral ook in termen van niet-officiële “platte” economische en machtspolitieke motieven (olie, status, invloed, etc.).
  7. Journalisten zouden bij een (voorgenomen) militaire interventie een gedachtenexperiment kunnen doen, waarbij ze zich voorstellen burgers te zijn uit het land waar interventie plaats heeft.

Bijvoorbeeld: Stel dat er in China een terroristische aanslag wordt gepleegd en de terroristen verschuilen zich in Nederland. China besluit met een aantal Zuid-Oostaziatische bondgenoten Nederland binnen te vallen met een troepenmacht, zonder toestemming van de VN, om de terroristen te grijpen. Ze kunnen de terroristen niet vinden en vallen ook België binnen, omdat ze daar zouden zitten. Vervolgens gaan ze oorlog voeren binnen Nederland om Wilders en zijn aanhangers te verdrijven, omdat het merendeel van de Nederlandse bevolking tegen Wilders c.s. is. In China laten ze een selectie Nederlanders op de televisie zien die enthousiast is over de steun die de Chinezen bieden. Daar geloven ze dat China heilzame steun verleent aan de Nederlandse bevolking; die kun je niet aan hun noodlot met Wilderianen over laten. Kunnen we ons voorstellen dat de meeste Nederlanders niet van de Chinese interventie gediend zijn? November 2010 John Zant —– Original Message —– From: “Wecke, L. (Leon)” <l.wecke@fm.ru.nl> To: <j.zant1@chello.nl> Sent: Sunday, November 14, 2010 9:50 PM Subject: artikel >Beste John, > > Je stuk heb ik gelezen. Ik ben het er bijna volledig van harte mee eens, > al doe je mij wel wat veel eer aan door me drie maal te citeren! Je hebt > goed de vinger op de diverse zere plekken gelegd. Ik heb maar een > opmerking met betrekking tot p. 2, waar je schrijft:”Eerst het erkennen > van elkaar ervaren waarheid opent de weg naar overleg en compromissen”. > Dit kan juist ook leiden tot het inzicht dat als gevolg van de > onverenigbare belangen de uitkomst verdere polarisatie en verdere strijd > het gevolg is. Wellicht zou daaraan toegevoegd kunnen worden dat in een > dergelijk geval van buitenaf voldoende druk nodig is om een of beide > partijen tot vergaande concessies te bewegen. Vervolgens kan dan op de VS > gewezen worden als een tot op heden overigens ( in het geval van het > MO-conflict) nog onwillige partij, die tot een dergelijke druk in staat > is, c.q. zou moeten zijn. > Mijn excuses dat ik zo laat reageer, maar zoals ik al schreef zit ik net > in de drukste periode van het onderwijs.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *