Burgerschapsvorming in Rotterdam

Aan:
De heer H. de Jonge, wethouder Onderwijs Jeugd en Zorg te Rotterdam
De heer J. Eerdmans, wethouder Veiligheid, Handhaving en Buitenruimte
De heer R. Schneider, wethouder Stedelijke Ontwikkeling en Integratie c.c. commissie Zorg, Onderwijs, Cultuur en Sport

Datum:
16 december 2014

Betreft:
Burgerschapsvorming in het onderwijs om Rotterdamse kinderen ‘op te voeden’ tot verantwoordelijke Rotterdammers die omkijken naar elkaar!

Geachte heren,

Op 18 maart 2013 zond de heer de Jonge onderstaand bericht naar de heer Zant:

“Geachte heer Zant,

U heeft mij op 19 februari 2013 een e-mail gestuurd, waarin u het belang van het aanleren van sociaal-emotionele vaardigheden bij leerlingen in het basisonderwijs onder de aandacht brengt. In uw e-mail stelt u, dat het aanleren van sociaal-emotionele vaardigheden van onschatbaar belang is voor de vorming van democratisch burgerschap. Hierin legt u de verbinding met de Vreedzame school en met de pabo opleidingen. Ik onderschrijf uw standpunt. Het aanleren van sociaal-emotionele vaardigheden hoort bij de kerndoelen van het onderwijs. De gemeente heeft echter geen directe bemoeienis bij de methoden die scholen gebruiken om de sociaal-emotionele vaardigheden bij kinderen aan te leren. Omdat ik sympathiek tegenover uw idee sta, heb ik aan de directie Jeugd en Onderwijs gevraagd met u in contact te treden om u verder op weg te helpen in het Rotterdamse onderwijsveld. Op 18 maart 2013 heeft u hierover een afspraak met de heer S. van Ee van de afdeling Onderwijs. Ik wens u veel succes met het uitvoeren van uw plan en ik laat mij op de hoogte houden van uw vorderingen.”

Onder voorzitterschap van de heer van Ee is een werkgroep Burgerschapsvorming opgericht. Aan de werkgroep namen/nemen deel vertegenwoordigers van de gemeente Rotterdam (dhr. S. van Ee, mw. M. Weltens, mw. M. de Groot, mw. C. Wolfs, mw. O. Smit) , van Huis van Erasmus, van Stichting Erasmushuis, van CED-Rotterdam, van de landelijke CED-groep Vreedzame School/Wijk, van Rotterdamse pabo’s. Het doel van de werkgroep is het bevorderen van burgerschapsvorming in het onderwijs. Het onderwijs is namelijk een mini-samenleving, waar kinderen kunnen leren en oefenen in verantwoordelijk nemen, respectvol met elkaar omgaan, elkaar zien als gelijkwaardig, omkijken naar elkaar en elkaar aanspreken op ongewenst gedrag. De werkgroep heeft tot nu toe gewerkt aan het bewust maken van het belang van sociaal-emotionele vaardigheden en burgerschapsvorming voor het maatschappelijk functioneren. Ook zijn er ontwikkelingen in gang gezet, zowel op diverse scholen als in diverse wijken. Met een nieuw college en een nieuw collegeprogramma #Kendoe willen wij opnieuw aandacht vragen voor het belang en de mogelijkheden van aandacht voor burgerschapsvorming in het onderwijs. Door in de werkgroep relevante partijen in Rotterdam rond de tafel te scharen wil de werkgroep de gemeente Rotterdam helpen bij het realiseren van haar doelstellingen. Met name ambities 1, 3 en 6 uit het collegeprogramma #Kendoe kunnen mede bereikt worden door op school te beginnen met burgerschapsvorming en dit voort te zetten in de wijken. Aan de hand van #Kendoe heeft de werkgroep Burgerschapsvorming onderzocht op welke onderdelen de werkgroep een actieve bijdrage zou kunnen leveren. De weerslag daarvan treft u in bijgaand stuk: “Hoe gaan we met elkaar om in Rotterdam”. Aangezien behalve onderwijs, jeugd en zorg meerdere beleidsterreinen hierbij betrokken zijn is deze aan u gerichte brief mede aan andere wethouders gericht, met name de heren Eerdmans, Schneider en Visser. Het is de wens van de werkgroep het College met raad en daad te ondersteunen in het centrale streven Rotterdammers te leren als goede en betrokken burgers met elkaar om te gaan. Graag gaan wij met u in gesprek om onze bijdrage in het verwezenlijken van de college-ambities te concretiseren. In afwachting van uw reactie verblijven wij,

Met vriendelijke groet tekenen wij,

Irene Smit Comite Erasmus, Icoon van Rotterdam
Geertje Nijhoving Jan de Bas Hogeschool InHolland Hogeschool InHolland Rein Heijne Hendrik Verweel Huis van Erasmus Huis van Erasmus Leo Pauw Els Rietveld Projectleider Vreedzame School/Vreedzame Wijk CED-Groep John Zant Ambassadeur Vreedzame School

Bijlage: Hoe gaan we met elkaar om in Rotterdam

HOE GAAN WE MET ELKAAR OM IN ROTTERDAM?

Burgerschapsvorming in Rotterdam 2014-2018

Na de gemeenteraadsverkiezingen dit voorjaar hebben Leefbaar Rotterdam, D66 en het CDA een coalitieakkoord gesloten “Volle Kracht Vooruit” waarin ze hun gezamenlijke ambities voor de periode 2014-2018 hebben beschreven. Deze ambities zijn verder uitgewerkt in het collegeprogramma #Kendoe. Daarnaast ligt er sinds dit voorjaar een concept beleidsnotitie ROB III (Rotterdams Onderwijs Beleid 2014-2018”). Wat opvalt in dit concept is dat sociale vaardigheden (“soft skills”) wel worden genoemd, maar verder wordt er geen uitwerking gegeven aan de noodzaak tot meer structurele burgerschapsvorming. Vorig jaar heeft wethouder van onderwijs in Rotterdam, Hugo de Jonge, een werkgroep “Burgerschapsvorming in Rotterdam” in het leven geroepen. Deze werkgroep staat onder leiding van zijn beleidsadviseur(s) en bestaat verder uit vertegenwoordigers van het project “De Vreedzame School/Wijk”, van de CED-Groep, van Huis van Erasmus en van Rotterdamse pabo’s (Hogeschool InHolland). Het doel van de werkgroep is het stimuleren van burgerschapsvorming in Rotterdam op scholen, in de wijken en in de opleidingen tot leerkracht. Sinds 2006 is burgerschapsvorming op scholen wettelijk verplicht en in december 2013 heeft staatssecretaris Sander Dekker van onderwijs in de Tweede Kamer hierover gezegd: “Burgerschap is een kerntaak van het onderwijs”. De reden hiervoor is dat lang niet alle kinderen de benodigde sociaal-emotionele vaardigheden om zich tot een betrokken en verantwoordelijk burger te ontwikkelen van huis uit meekrijgen. Bij burgerschapsvorming zijn vooral houdingen en vaardigheden van belang. Kennis is daarbij niet onbelangrijk, maar wordt doorgaans al voldoende bijgebracht in het reguliere (vak)curriculum. In de teksten die in de schoolgidsen zijn opgenomen over burgerschapsvorming komen vier thema’s terug: sociaal-emotionele ontwikkeling, omgaan met culturele verschillen, zelfvertrouwen en democratisch burgerschap. In de ontwikkeling van burgerschap staat vaak de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen centraal, zoals zelfstandig kunnen optreden in alledaagse situaties, verantwoordelijkheid nemen, rekening houden met anderen en conflicten zonder geweld oplossen. Het accent bij burgerschap ligt op het gebruiken van de school als oefenplaats: het oefenen van democratische principes in de klas en op school, het bijdragen door leerlingen aan de kwaliteit van de school door ze verantwoordelijkheden en ruimte voor initiatieven te geven. Leren door te doen dus. De meeste scholen hebben in hun onderwijsaanbod bepaalde aspecten van burgerschap gerealiseerd. Het gaat hierbij echter vaak om versnipperde activiteiten die afhangen van het toeval of de voorkeur van de docent. De effectiviteit van deze activiteiten wordt vergroot als hier meer samenhang en afstemming wordt gerealiseerd. Het werken aan kennis, vaardigheden en houdingen maakt een degelijke systematische aanpak noodzakelijk. In de programma’s “Volle Kracht Vooruit” en “#Kendoe” worden diverse aspecten beschreven die direct of indirect met goed burgerschap te maken hebben: “We bouwen aan een stad waar altijd wat te beleven valt en het goed wonen is. Voor jong en oud. Een stad met vitale wijken die in balans zijn en waar voldoende speelruimte is voor kinderen. Rotterdam wordt een stad waarin we elkaar verstaan en waar we over etnische en religieuze grenzen heen respectvol met elkaar omgaan. In Rotterdam verbazen we ons over asociaal gedrag en spreken we elkaar daar op aan. Voor iedereen gelden dezelfde rechten en plichten en een gedeeld normbesef is het fundament onder onze individuele vrijheid. In Rotterdam nemen buurtbewoners het initiatief in hun straten tegen verloedering. Dat gaat niet vanzelf, daar moeten we samen, zonder taboes, hard aan werken”. “Onze kinderen moeten veilig en kansrijk kunnen opgroeien. Onze ouderen krijgen de aandacht die ze verdienen. Voor eenzaamheid mag in onze stad geen plaats zijn. Door problemen te voorkomen kunnen we de zorgkosten in de hand houden”. “De komende vier jaar gaan we de Rotterdamse buurten groener en kindvriendelijker maken. Met nieuwe vormen van beheer maken we de Rotterdammers meer eigenaar van hun eigen groene en schone openbare ruimte. Door betere handhaving en efficiënter vegen moet het zwerfafval verdwijnen uit het Rotterdams straatbeeld. Schone wijken blijven schoon en vuile wijken maken we met de buurt substantieel schoner”. “Integratie is een belangrijke sleutel naar aantrekkelijke wijken en buurten waar het goed samenleven is. Daarom zetten wij integratie de komende jaren bovenaan de politieke agenda. Een tweedeling tussen autochtoon en allochtoon of tussen hoogopgeleid en laagopgeleid kan Rotterdam zich als een beschaafde stad niet permitteren. Wij willen een stad waarin mensen elkaar verstaan en niet langs elkaar heen leven. Waar mensen elkaar steunen en naar elkaar omkijken. Waar mensen over etnische en religieuze grenzen heen respectvol met elkaar omgaan. Die wijken en buurten bouwen we op de fundamentele gelijkwaardigheid van mensen. Voor iedereen gelden dezelfde rechten en plichten, ongeacht kleur, afkomst, sociale status of religie”. “Sociale integratie: die ervoor moet zorgen dat iedereen in Rotterdam dezelfde kansen krijgt en pakt, en verantwoordelijkheidsgevoel ontwikkelt. Culturele integratie: die ervoor moet zorgen dat in Rotterdam individuele vrijheid samengaat met een gedeeld normbesef. Ons doel is van Rotterdam een stad te maken waar iedereen zich veilig voelt, waar iedereen zich thuis voelt en waarin iedereen zich gerespecteerd en erkend voelt. Vanuit gelijkwaardigheid ontstaat vanzelf de onderlinge solidariteit die Rotterdam zo nodig heeft”. “Sporten levert veel voor jezelf op, zoals een gezonder lichaam, een fitter gevoel en leuke contacten. Sport levert ook veel voor de samenleving op, zoals een aantrekkelijker woon- en leefklimaat, omgangsvormen, sociale verbanden, een betere gezondheid en lagere zorgkosten. We willen daarom nog meer Rotterdammers uitdagen om te gaan sporten en bewegen. Dat geldt natuurlijk voor kinderen, maar ook voor ouderen is meer bewegen belangrijk om gezond oud te kunnen worden”. “zijn wij ervan overtuigd dat meer aandacht voor de ontwikkeling van sociale vaardigheden op school nodig is. Daarom nodigen we docenten uit om samen met ons een ‘onderwijscode’ op te stellen, zodat orde, rust en regelmaat de standaard in alle Rotterdamse klaslokalen wordt”. “We maken een masterplan onderwijs 2015 – 2025 gericht op de kwaliteit van onze scholen, de kwaliteit en kwantiteit van leraren, het onderwijsaanbod, de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt”.  “De zorg gaat terug naar de wijk: terug naar de menselijke maat. Zorg begint met omzien naar elkaar. Als de gordijnen van de oudere buurvrouw maar niet opengaan moet dat een reden zijn voor buren om te vragen of het goed gaat. Buren en familie zien om naar elkaar. Rotterdammers nemen steeds vaker zelf het initiatief om Rotterdammers te helpen en dat is goed om te zien. Eenzame Rotterdammers worden opgemerkt en worden geholpen: dit is een belangrijke prioriteit in de komende collegeperiode”. “Meer samen en meer voor elkaar doen gaat niet vanzelf. Wijken, gemeenschappen en verenigingen zijn van groot belang voor Rotterdammers die elkaar willen ondersteunen. Met partners in de stad ontwikkelen we voorstellen om de omslag ‘van verzorgingsstaat naar verzorgingsstraat’ te bevorderen”. “Aanvullend zetten we in op een toename van opvoeden, op groeikracht thuis, op school én op straat. Dat doen we met een wijkprogrammering van activiteiten voor jeugd én ouders. Zo bouwen we aan een wijknetwerk waarin ouders en professionals samen verantwoordelijkheid nemen voor de opvoeding”. Al deze doelstellingen hebben te maken met goed burgerschap, waarin mensen betrokken en verantwoord (leren) omgaan met elkaar en met hun leefomgeving. Dit zijn ook de doelstellingen van de werkgroep “Burgerschapsvorming in Rotterdam”. De Vreedzame School is een methode die al op 600 scholen in Nederland wordt gehanteerd en leidt tot aantoonbaar beter sociaal gedrag; omdat er veel minder tijd en energie verloren gaat aan ordeproblemen is ook het rendement van het taal- en rekenonderwijs hoger. Als er in een wijk voldoende scholen de methode van de Vreedzame School hanteren, worden alle volwassenen en organisaties die met kinderen te maken hebben eveneens vertrouwd gemaakt met deze methode, opdat de kinderen door alle relevante volwassenen in hun directe leefomgeving dezelfde opvoedingsprincipes krijgen aangereikt. Het gaat daarbij niet alleen om het terugdringen van al het negatieve gedrag met vaak repressieve middelen, maar vooral ook om het structureel aanleren van de sociaal-emotionele vaardigheden die nodig zijn voor actief, betrokken en verantwoordelijk burgerschap. Overigens behoort de Vreedzame School van 61 onderzochte antipest programma’s tot de meest effectieve. Zo worden kinderen ook opgeleid tot mediator en bemiddelen in conflicten tussen klasgenoten. Als er voldoende Vreedzame Wijken zijn kan een stad uitgroeien tot Vreedzame Stad, zoals Utrecht en mogelijk ook Amsterdam. Huis van Erasmus heeft met de methode “Erasmus voor de klas” vergelijkbare doelstellingen op het oog. De CED-groep ondersteunt scholen en andere instellingen onder andere bij de invoering van Vreedzame School of Wijk en probeert in Rotterdam (ouder)betrokkenheid, verantwoordelijkheidsgevoel, saamhorigheid en integratie te stimuleren. Ook ontwikkelt zij materialen op het gebied van bijvoorbeeld burgerschap, sociale competentie en taalstimulering. De vertegenwoordigers van de Rotterdamse pabo’s doceren beiden (wereld)burgerschap en publiceren daarover (o.a. “Burgerschapsvorming; jong gedaan, oud geleerd”). De werkgroep “Burgerschapsvorming in Rotterdam” wil in samenspraak met de Gemeente Rotterdam en het nieuwe bestuurscollege het burgerschapsbeleid 2014-2018 in Rotterdam mede vorm en inhoud geven, zowel op gebied van onderwijs (onderwijscode, Rotterdams Onderwijs Beleid 2014-2018, masterplan 2015-2025) als in de wijken (betrokkenheid, verantwoordelijkheid, saamhorigheid en integratie).

Bijlagen:

  1. Leo Pauw: “De Vreedzame School”
  2. Rein Heijne: “In de voetsporen van Erasmus”
  3. John Zant: “Onderwijs in sociaal-emotionele vaardigheden

Bijlage 1

Leo Pauw: De Vreedzame School Verbeter de wereld, begin bij opvoeding en onderwijs De Vreedzame School een schoolbreed programma voor sociale competentie en democratisch burgerschap “Vroeger, toen ik in groep 5 van deze school zat, hadden we vaak ruzie met elkaar. (…) In de loop van de jaren werd het steeds beter. Er zit een jongen in onze klas die vroeger werd gepest, en nu, schiet iedereen beter met hem op. Hij doet ook mee met voetballen. We vinden hem nu ook aardig. Hij heeft een beetje overgewicht. Soms gaan we springtouwen. Eerst durfde hij niet en toen gingen we hem allemaal aanmoedigen, en toen sprong hij gewoon het springtouw in. Hij haalde wel iets van tien sprongen ofzo. Ik sprong ook met hem mee. Dat was best wel leuk. Op een andere school, die geen Vreedzame School is, was het zeker weten niet zo gebeurd. We hebben veel geleerd van De Vreedzame School.” De Vreedzame School Het bovenstaande citaat is van een leerling op een ‘vreedzame’ school. Ruim tien jaar geleden is er gestart met de ontwikkeling van een programma voor basisscholen: De Vreedzame School. Het begon als een programma dat kinderen en leerkrachten leerde om conflicten op een vreedzame manier op te lossen, door kinderen daarin een actieve rol te geven. Maar het is de afgelopen jaren uitgegroeid tot een compleet programma voor sociale competentie en democratisch burgerschap. In De Vreedzame School worden de klas en de school een leefgemeenschap, waarin kinderen zich gehoord en gezien voelen en een stem krijgen. Ze leren wat het betekent om een ‘democratisch burger’ te zijn. Kinderen leren:

  • op een democratische manier met elkaar beslissingen te nemen
  • constructief conflicten op te lossen
  • verantwoordelijkheid te nemen voor elkaar en voor de gemeenschap
  • een open houding aan te nemen tegenover verschillen tussen mensen
  • volgens welke principes onze democratische samenleving is ingericht.

De Vreedzame School is dus geen methode met een serie lessen over democratie en burgerschap, maar een programma dat de school helpt een democratische gemeenschap te vormen, waarin kinderen (en ouders) op een vanzelfsprekende manier democratie zullen ervaren. Kinderen krijgen een stem en worden actief aangesproken op hun verantwoordelijkheid voor hun omgeving, voor de schoolgemeenschap en de samenleving. Zo leren ze een bijdrage te leveren aan het algemeen belang, en ervaren ze dat het uitmaakt dat ze er zijn, dat ze ‘er toe doen’. Er werken inmiddels ruim 550 basisscholen met het programma. De Vreedzame School bestaat uit een aantal onderdelen. De basis is een lessenserie, waarin voor alle groepen een wekelijkse les of activiteit is opgenomen. Het bestaat uit zes blokken:

  1. We horen bij elkaar: de klas als een positieve sociale gemeenschap
  2. We lossen conflicten zelf op: conflictoplossing
  3. We hebben oor voor elkaar: échte wederzijdse communicatie
  4. We hebben hart voor elkaar: over herkennen en uitdrukken van gevoelens
  5. We dragen allemaal een steentje bij: een bijdrage leveren aan de gemeenschap
  6. We zijn allemaal anders: over diversiteit.

Invoering van deze lessenserie gaat gepaard met een invoeringstraject, bestaande uit het instellen van een interne stuurgroep, training en coaching van leerkrachten, het opleiden van leerlingmediatoren en voorlichting aan ouders.

Leerlingparticipatie

Een van de meest succesvolle uitwerkingen binnen De Vreedzame School is leerlingparticipatie in de vorm van het opleiden van leerlingmediatoren. Een aantal leerlingen uit de bovenbouw krijgt een training, waarin ze leren om medeleerlingen te helpen hun conflicten op te lossen. Vervolgens heeft een tweetal mediatoren elke dag ‘dienst’: tijdens de pauzes lopen zij met een herkenbare jas of pet rond, maar ook buiten de pauzes kan hun hulp worden ingeroepen. Leerlingen die hun conflict niet onderling kunnen oplossen, kunnen hulp van de mediatoren inroepen. Ook leerkrachten verwijzen kinderen bij een conflict of ruzie naar de mediatoren. Deze bemiddeling door leerlingen wordt pas ingevoerd als alle kinderen vanaf groep 3 kennis hebben gemaakt met het concept. Het werken met leerlingmediatoren is geen doel op zich, maar staat in het teken van bredere participatie van leerlingen in de school. In het basiscurriculum is vooral gekeken naar de verantwoordelijkheid voor taken in de klas. In een vervolgmodule wordt dit verder uitgebouwd naar klasoverstijgende taken, waarbij bijvoorbeeld oudere leerlingen jongere leerlingen helpen, zoals bij spelletjesdagen of bij het leesonderwijs. Een andere vorm van participatie is het invoeren van commissies in de klas (bijvoorbeeld een feestcommissie), en een schoolcommissie (bijvoorbeeld een pleincommissie) met vertegenwoordigers uit alle groepen vanaf groep 3. Als de lessenserie is ingevoerd, is er een vervolgmodule om de cultuur van de school ingrijpender te beïnvloeden: de module Groepsvergadering. Hiermee wordt een democratisch ‘orgaan’ in de school gecreëerd, en krijgen leerlingen structureel een stem in zaken die hen aangaan.

Onderzoek

Er werken zoals gezegd ruim 550 basisscholen met het programma. De afgelopen jaren is onder een grote groep die al drie jaar of langer met het programma werkt, onderzoek gedaan. De resultaten van het onderzoek geven indicaties voor effectiviteit. Er is volgens leerkrachten en directies van de deelnemende scholen sprake van een aantoonbaar en significant verschil in het schoolklimaat en het gedrag van leerlingen voor en na de invoering van De Vreedzame School. Naast de genoemde verschillen in school- en klasklimaat, rapporteren scholen die al drie jaar of langer met het programma werken een afname van het aantal conflicten sinds de invoering van het programma. Leerkrachten geven op grote schaal aan dat het programma effect heeft op het gedrag van leerlingen. Zij gedragen zich rustiger en verantwoordelijker, gaan respectvoller met elkaar om, houden zich beter aan afspraken, hebben minder conflicten, en laten zich beter aanspreken door leerkrachten van jongere groepen. Met als resultaat voor de leerkrachten dat er een beter klimaat is om les te kunnen geven. Het onderzoek laat tevens zien dat de methode beklijft. Het wordt een aantal jaren na de invoering nog door het grootste deel van de scholen gebruikt. Slechts een zeer klein percentage van de scholen geeft aan niet meer met het programma te werken (3%). Het lesprogramma van De Vreedzame School bestaat uit 36 lessen per jaar. Van de 85 scholen die de vragenlijst invulden is er geen enkele school die de lessen niet meer geeft, en 93 procent van de scholen geeft jaarlijks nog 20 lessen of meer. Het percentage scholen dat na drie jaar of langer nog werkt met leerlingmediatoren bedraagt 77 procent.

De Vreedzame Wijk

Sinds enige jaren wordt gewerkt aan de ontwikkeling en invoering van een pedagogische aanpak op wijkniveau: De Vreedzame Wijk. De Vreedzame Wijk komt voort uit het programma De Vreedzame School. Als gevolg van het succes van het programma (een positiever en veiliger klimaat in school, en positiever gedrag en attitude van kinderen ook buiten school), is er in veel wijken belangstelling ontstaan om het succes van De Vreedzame School door te trekken naar de wijk: De Vreedzame Wijk. Met De Vreedzame Wijk wordt er in een wijk een coherent pedagogisch kader gecreëerd. De bestaande situatie, waarin kinderen vaak in van elkaar gescheiden werelden leven (school, thuis, straat), wordt doorbroken. Alle betreffende organisaties in de wijk die met kinderen en jongeren (wijkwelzijnsorganisatie, bibliotheek, speeltuinen, stadsboerderijen, sportverenigingen, kinderopvang, etc.), maar ook vrijwilligers en buurtbewoners, worden geïnformeerd over en getraind in de principes en uitgangspunten van De Vreedzame School. Door aan te sluiten bij de werkwijze van de scholen (gebruik van dezelfde begrippen, inspelen op de geleerde vaardigheden, zelfde pedagogische aanpak, zelfde wijze van omgaan met conflicten, zichtbaarheid van De Vreedzame School-principes, e.d.) worden de pedagogische milieus ‘aan elkaar geknoopt’. De doelstellingen van De Vreedzame Wijk zijn:

  • Op het niveau van de kinderen: kinderen hun op school verworven ‘vreedzame’ competenties (constructief omgaan met conflicten, participatie, gemeenschapszin) toe laten passen in andere contexten.
  • Op het niveau van de opvoeders: een gedeelde opvoedingsverantwoordelijkheid bij de verschillende ‘opvoeders’ (leerkrachten, andere professionals, vrijwilligers, ouders); het verminderen van handelingsverlegenheid van opvoeders; en het versterken van het pedagogisch beleid van wijkinstellingen (a.h.v. principes van De Vreedzame School).
  • Op wijkniveau: een samenhangende pedagogische aanpak in de wijk; een veilig, positief sociaal klimaat, waarin participatie centraal staat, als alternatief voor de straatcultuur.

De Vreedzame Wijk wordt op dit moment ingevoerd in alle krachtwijken in Utrecht, in een aantal wijken in Amersfoort en Hoorn, in Amsterdam (Noord, Oost en Oud-West).

De Vreedzame School/Wijk in Rotterdam

In steden als Utrecht en Amsterdam werken heel veel scholen met De Vreedzame School (in Utrecht 70% van de basisscholen). In Rotterdam is het aantal scholen nog beperkt. Er werken nu 15 basisscholen met De Vreedzame School, maar de belangstelling is groeiende. In de deelgemeente Centrum is vanaf augustus 2013 gestart met invoering van De Vreedzame Wijk (Oude Westen, Cool en Stadsdriehoek). Daarnaast wil het Huis van Erasmus zich (blijven) inzetten voor het programma van De Vreedzame School.

Bijlage 2 Rein Heijne: In de voetsporen van Erasmus

In de voetsporen van Erasmus

In navolging van Erasmus is Huis van Erasmus voorstander van een burgerschap waarin geweldloos en kosmopolitisch denkende burgers hun handelen baseren op humanistische waarden als vrijheid, verbondenheid, menselijke gelijkwaardigheid en verantwoordelijkheid. Na de succesvolle uitgave van het leerwerkschrift Erasmus voor de Klas ondersteunt Huis van Erasmus nu ook de invoering van het programma van De Vreedzame School. Het programma van De Vreedzame School sluit in de visie van Huis van Erasmus naadloos aan op haar doelstellingen. Het centrale thema van de Vreedzame School is het geweldloos oplossen van conflicten. De doelstelling van het programma is echter breder: de school ontwikkelt zich tot een democratische gemeenschap, waarin alle leden (leerlingen, leerkrachten en ouders) een stem hebben, zich gehoord en gezien voelen, zich positief gedragen tegenover elkaar, zelfstandig zijn, en zich verantwoordelijk voelen voor het geheel. Zodoende wordende leerlingen voorbereid op het leven in een democratische samenleving, en wordt actief burgerschap gestimuleerd. Vanaf november 2013 is Huis van Erasmus met een aantal andere organisaties betrokken bij een overleg met de gemeente Rotterdam over de vraag hoe burgerschapsvorming op scholen een vaste plek kan krijgen. Scholen zijn sinds 2006 verplicht om ‘iets’ aan burgerschapsvorming te doen. Burgerschapsvaardigheden zijn essentieel voor kinderen om volwaardig in de samenleving te functioneren. Uit de praktijk blijkt dat aandacht voor burgerschapsvorming en sociaal emotionele vaardigheden ook beter presterende kinderen oplevert. Uit een recente studie door het Nederlands Jeugdinstituut naar antipest-programma’s op scholen, uitgevoerd in opdracht van staatssecretaris Dekker van Onderwijs en kinderombudsman Dullaert, bleek de methode van De Vreedzame School als één van de weinigen de toets der kritiek te doorstaan. 1 juni 2014 Huis van Erasmus NB In 2011 werd op voorstel van het College van B&W het Comité Erasmus: Icoon van Rotterdam opgericht. Dit is samengesteld uit vertegenwoordigers van diverse Rotterdamse organisaties. Ook Huis van Erasmus is daarin vertegenwoordigd. Elk jaar wordt op 28 oktober door dit comité een thematische bijeenkomst georganiseerd. Thema voor deze Erasmusviering in 2015 is Leven in vrede met speciale aandacht voor de onderwerpen “Vredeseducatie” of “Hoe leren we de vrede?”

Bijlage 3 John Zant: Onderwijs in sociaal-emotionele vaardigheden

ONDERWIJS IN SOCIAAL-EMOTIONELE VAARDIGHEDEN

M. de Winter (2011): “Verbeter de wereld, begin bij de opvoeding”

Burgerschapsvorming

Burgerschapsvorming is meer dan het leren van de Nederlandse taal en ook meer dan weten wat de Tweede Kamer is en wat belangrijke gebeurtenissen zijn in de Nederlandse historie. Behalve het opdoen van allerlei relevante kennis, is het aanleren van vaardigheden waarmee je je als een sociaal en maatschappelijk betrokken persoon kunt gedragen, noodzakelijk. De laatste jaren zijn er veel projecten en initiatieven op dit terrein, echter van wisselende kwaliteit, vaak zonder duidelijke coördinatie of afstemming en vaak zonder duidelijk resultaat. Op school worden vooral intellectuele vaardigheden aangeleerd zoals taal en rekenen. Mijn stelling is dat sociaal-emotionele scholing net zo noodzakelijk is als intellectuele scholing. Deze sociaal-emotionele scholing zou moeten bestaan uit het leren van:

  1. sociale regels
  2. sociaal-emotionele vaardigheden

1. Sociale regels Je mag niet slaan, schoppen, schelden, wapens dragen, eigendommen stukmaken, pesten, vernederen, belachelijk maken, dreigen, intimideren, discrimineren, etc. onder het motto “wat gij niet wilt dat u geschiedt, doet dat ook een ander niet”. Sociale regels stellen en handhaven vormen volgens mij echter maar de helft van het verhaal, noodzakelijk maar niet voldoende. Zou het alleen bij corrigeren blijven, dan is er sprake van een autoritair systeem dat uitsluitend gehoorzaamheid aan de geboden en verboden eist. Kinderen leren dan wel gehoorzamen (vooral in aanwezigheid van de autoriteit), maar leren niet om op een andere manier met hun woede en frustratie om te gaan dan gewelddadig. Zodra ze zelf in een dominante positie komen, zullen ze ook alleen maar autoritaire regels aan anderen kunnen stellen en op hun beurt gehoorzaamheid eisen. Het is onacceptabel dat er leerkrachten zijn die zelf slecht zijn in taal en rekenen. Volgens mij is het even onacceptabel als leerkrachten sociaal-emotionele vaardigheden missen en aangewezen zijn op eenzijdig en verkrampt autoritair gedrag. 2. Sociaal-emotionele vaardigheden Bij burgerschapsvorming zijn volgens mij de volgende sociaal-emotionele vaardigheden van belang:

  1. verwoorden van eigen opvattingen, gevoelens en wensen
  2. luisteren naar de opvattingen, gevoelens en wensen van de ander
  3. hanteren van verschillen en conflicten
  4. sluiten van compromissen
  5. dragen van verantwoordelijkheid
  6. samenwerken

Ieder onderdeel vormt een noodzakelijke voorwaarde voor het volgende onderdeel.

a. verwoorden

Het leren van sociaal-emotionele vaardigheden begint met het mondig (assertief) maken van kinderen. Ze leren hun eigen mening onder woorden te brengen, ze leren in woorden uit te drukken wat ze voelen en ze leren te formuleren wat ze wel en wat ze niet willen. Het feit dat een kind zijn opvattingen, gevoelens en wensen mag uiten en dat er ook naar wordt geluisterd, geeft het kind de erkenning dat hij mag zijn zoals hij is. Dat geeft een kind een gevoel van eigenwaarde, het voedt het zelfvertrouwen en bouwt een gevoel van eigen identiteit op. Dat gebeurt allemaal niet of veel minder in autoritaire situaties waarin een kind vooral moet zwijgen, luisteren en gehoorzamen. Het kind ontwikkelt zich dan tot een soort kopie van zijn gebieder.

b. luisteren

Als je wil dat een ander aandacht heeft voor jou dan zul je ook de ander dat respect moeten betuigen. Door te luisteren kun je ontdekken dat de ander overeenkomsten met jou vertoont, of je kunt leren dat je tegen bepaalde zaken ook op een andere manier kunt aankijken, of dat het mogelijk is bepaalde gevoelens juist wel met anderen te delen. Je kunt leren daar je waardering over uit te spreken en de ander een compliment te geven.  Je kunt ontdekken dat je ongelijk had of dat wat je wil, onmogelijk is. Voor leren toegeven en ongelijk bekennen is het noodzakelijk goed naar de argumenten van anderen te luisteren. Door te luisteren kun je ook ontdekken dat de ander opvattingen, gevoelens of wensen heeft die je onacceptabel vindt. Als je het contact met die ander wil voortzetten, zul je een manier moeten vinden om met die tegenstellingen om te gaan.

c. hanteren van tegenstellingen en conflicten

Als een ander zich op een onacceptabele manier gedraagt of onacceptabele dingen zegt, is het zaak daar niet met fysiek of verbaal geweld op te reageren, maar onder woorden te brengen waar je het niet mee eens bent en wat je niet bevalt in het gedrag en de houding van de ander. Het is belangrijk bij conflicten onderscheid te maken in inhoudelijke aspecten en relationele aspecten (bejegening). Bijvoorbeeld, als de ander tegen je zegt: “Ik wil dat jij de deur dicht doet”, kun je daarop op twee manieren antwoorden, inhoudelijk of relationeel. Je kunt antwoorden, dat het juist lekker koel is de deur open te laten (inhoudelijke reactie). Je kunt ook antwoorden dat je het niet prettig vindt gecommandeerd te worden (relationele reactie). Inhoudelijk reageren is makkelijker, omdat de inhoud al in woorden is gegeven. Commentaar geven op bejegening (metacommunicatie) is relatief moeilijk, omdat je woorden moet zoeken voor het onprettige gevoel dat de ander bij je teweeg heeft gebracht, niet door de inhoud van zijn woorden, maar door een neerbuigende intonatie, dwingende gebaren en een bevelende woordkeuze. Als je de ander aanspreekt op zijn manier van bejegening en als de ander prijs stelt op goede voortzetting van het contact, zal hij misschien zijn excuses aanbieden voor zijn houding en in het vervolg zich op een meer gelijkwaardige manier tegen je gedragen door iets te vragen in plaats van te bevelen. Er kunnen vervolgens situaties bestaan waarin twee mensen elkaar met alle respect bejegenen, maar inhoudelijk gezien het volstrekt met elkaar oneens blijven, zelfs nadat ze zorgvuldig kennis hebben genomen van elkaars argumenten. Je kunt dan definitief afscheid van elkaar nemen, maar zult iets onderling moeten regelen als je samen verder wilt, of als er maar één besluit kan worden genomen.

d. compromissen sluiten

Bij tegenstellingen en conflicten kunnen op verschillende manieren compromissen worden gesloten die voortgang in de relatie mogelijk maken: -Afspreken dat vandaag gebeurt wat de een wil en morgen wat de ander wil. -Bij meerdere tegenstellingen een soort uitruil doen, waarbij de een zijn zin krijgt in dit onderwerp en de ander in dat onderwerp. -Besluiten dat elk voor zijn tweede optie kiest (second best), als men het daar toevallig wel over eens is. -Afspreken dat als je toegeeft aan de ander, die ander extra diensten of goederen levert ter compensatie. -De tegenstelling laten rusten, omdat die niet belangrijk genoeg is binnen de relatie. Hoever je wil gaan in het sluiten van compromissen, hangt af van de mate waarin je voortgang van de relatie wenst.

e. verantwoordelijkheid dragen

Het is belangrijk dat kinderen zelf onderlinge afspraken maken over ruzie maken en pesten. Omdat ze zelf de regels hebben gemaakt en samen hebben afgesproken zich eraan te houden, kunnen ze er elkaar ook op aanspreken en elkaar corrigeren. Omdat de leerlingen de regels als van henzelf ervaren, voelen ze zich er ook aan gecommitteerd; het zijn regels die ze zelf willen en niet regels die ze door de leerkracht opgelegd hebben gekregen. In een autoritaire opvoedingssituatie blijft de verantwoordelijkheid grotendeels bij de leerkracht; de leerlingen voelen zich niet zelf verantwoordelijk en zijn zonder leerkracht ook minder goed in staat zelfstandig die verantwoordelijkheid te nemen.

f. samenwerken

Het is belangrijk dat kinderen niet alleen leren goede prestaties te leveren en in competitie leren het beste uit zichzelf te halen, maar ook kennismaken met de meerwaarde van samenwerken boven individuele inspanningen. Het al jong oefenen in de klas maakt kinderen vaardig voor sociaal functioneren in groepen en werken in teamverband. Ze leren tegenstellingen te overwinnen en leren tot gezamenlijke doelstellingen te geraken en tot gezamenlijke afspraken over taakverdeling; ze leren verantwoordelijk te zijn voor een gezamenlijk resultaat. Het project “de Vreedzame School” –inmiddels op ruim 600 scholen in Nederland omarmd- is een goed voorbeeld van hoe kinderen leren zelf of met hulp van mediatie hun onderlinge conflicten op te lossen; kinderen worden vertrouwd gemaakt met een vredescultuur en opgevoed tot democratisch burgerschap. Voor geweldloze conflicthantering zijn sociaal-emotioneel vaardige mensen nodig die de kunst van het constructief ruzie maken beheersen.

Leerkrachten

Bovenstaande vormt een raamwerk voor een curriculum voor leerkrachten. Ik pleit niet voor aparte leerkrachten voor het vak “geweldloze conflicthantering” of “vredeseducatie” of “burgerschapsvorming”. Het enerzijds zelf aanleren en anderzijds leren doceren van sociaal-emotionele vaardigheden zouden verplichte onderdelen moeten zijn voor elke opleiding tot leerkracht. In de praktijk zijn er te veel leerkrachten met onvoldoende sociaal-emotionele vaardigheden. Daardoor gaan veel tijd en energie verloren aan chaotisch, agressief en non-coöperatief gedrag met eindeloos waarschuwen, corrigeren, schreeuwen en straffen, terwijl die zelfde tijd en energie aan nuttige zaken kunnen worden besteed door een sociaal-emotioneel vaardige leerkracht. Het resultaat is: betere leerprestaties, onderlinge relaties en burgervaardigheden, meer zelfvertrouwen, coöperatief gedrag, etc. Op maatschappelijk niveau is het resultaat: betere, meer assertieve, sociaal betrokken burgers, een efficiënter onderwijssysteem met een hoger rendement en met meer kwaliteit, aanzienlijk minder kosten door minder gedragsproblemen en sociale spanningen voor politie, justitie en gezondheidszorg. En hopelijk op internationaal niveau te zijner tijd minder gewapende conflicten. Het aanleren van voldoende taal- en rekenvaardigheden kan niet alleen aan de ouders worden overgelaten, omdat sommige ouders dat wel goed kunnen maar veel andere ouders niet; vanwege het maatschappelijk belang van deze vaardigheden zijn deze taken daarom aan het onderwijssysteem toevertrouwd. Sommige ouders zijn sociaal-emotioneel vaardig, veel andere ouders niet. Om die reden zou het aanleren van sociaal-emotionele vaardigheden ook aan het onderwijssysteem moeten worden toevertrouwd. Het bijbrengen van kennis en inzicht op dit gebied is onvoldoende; de implementatie in de praktijk door het daadwerkelijk zelf aanleren en praktisch leren toepassen van de benodigde sociaal-emotionele vaardigheden is essentieel. Maar dan moeten er door de opleiding van de leerkrachten wel garanties worden gegenereerd dat de leerkrachten daartoe ook goed in staat zijn, want zij hebben het ook niet allemaal van huis uit meegekregen.

Datum: 17 februari 2015

Beste werkgroepleden.

Hartelijk dank voor uw brief van 16 december 2014 over het bespreken van ‘Burgerschapsvorming in het onderwijs om Rotterdamse kinderen ‘op te voeden’ tot verantwoordelijke Rotterdammers die omkijken naar elkaar!’ In uw brief stelt u dat de werkgroep Burgerschapsvorming in Rotterdam in samenspraak met de gemeente en het nieuwe college het burgerschapsbeleid 2014-2018 in Rotterdam mede vorm en inhoud wil geven, zowel op gebied van onderwijs (onderwijscode, Rotterdams Onderwijs Beleid 2014-2018, masterplan 2015-2025) ais in de wijken (betrokkenheid, verantwoordelijkheid, saamhorigheid en integratie). U beschrijft in uw brief het belang van sociale vaardigheden. Ik onderstreep dit: kinderen en jongeren hebben deze nodig om goed te functioneren binnen de schoolgebouwen én daarbuiten. Het belang van burgerschap wordt ook benoemd in het Rotterdams Onderwijsbeleid 3; “Leren Loont!”, waarvoor u input heeft geleverd. Rotterdam heeft onderwijs nodig dat naast kwaliteit en goede resultaten op taal en rekenen, ook onmisbare waarden en sociale vaardigheden overbrengt. Hierbij moet ook aandacht besteed worden aan het ontwikkelen van een eigen identiteit, burgerschap en wederzijds respect, binnen de school en ook daarbuiten. Omdat het belangrijkste gedachtegoed van burgerschapsvorming op verschillende manieren is verankerd in ‘Leren Loont!’ is er houvast om beleid te voeren en gesprekken met scholen en schoolbesturen te hebben over de wijze waarop een thema als burgerschap een plek kan vinden in de schoolplannen. De gemeente heeft hierbij een adviserende rol, waarbij de scholen worden ondersteund bij het kiezen van de juiste methodiek die aansluit bij hun behoefte. De uiteindelijke keuze voor een passende, bij voorkeur een door het NJI goedkeurde, interventie ligt bij de scholen zelf. Onlangs heeft u een gesprek gevoerd met de projectleider Positive Behavior Support (PBS), van de afdeling Jeugd, en met de teamleider van de afdeling Onderwijs bij wie dit thema op beleidsmatig gebied thuis hoort. In dit gesprek is onze waardering voor uw betrokkenheid en input uitgesproken. Er is afgesproken dat voor wat betreft activiteiten in de wijk, de projectleider van PBS uw aanspreekpunt is. Daarnaast is mevrouw E. Los genoemd als uw aanspreekpunt binnen de afdeling Onderwijs, waarbij de afspraak is dat uw werkgroep wordt omgevormd tot een adviesgroep. Volgens afspraak kunt u vanuit deze rol gevraagd en ongevraagd adviseren aan de afdeling. Van belangrijke ontwikkelingen wordt u door ons op de hoogte gebracht. Ik zou eenieder van Huis van Erasmus, van Stichting Erasmushuis, de CED-groep, de landelijke CED-groep Vreedzame SchoolAA/ljk en Rotterdamse pabo’s, vooral willen oproepen het gesprek met elkaar voort te zetten en de werkgroep willen bedanken voor hun inzet.

Met vriendelijke groet.
H.M. de Jonge
Wethouder Onderwijs

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *